De kaft van dit boekje getiteld ‘contestations‘ toont boeken die op straat zijn neergelegd in Berkeley waar eerst nog tentjes stonden van Occupy protestanten die de campus hadden ingenomen. Het is een fraaie omslag van een wat onopvallend (klein), beetje kunstzinnig ogend boekje in plastic; een grote sticker op de voorkant geplakt met een tekst die normaal op de achterflap zou staan, eerste pagina’s die helemaal zwart zijn met daarop de letters van de titel, en twee gekleurde strepen papier als een soort boekenleggers. Tja, je kan het boekje koesteren omdat het er zo prettig uit ziet allemaal, of je kan het wantrouwen vanwege zijn artistieke voorkomen. Maar de inhoud: die is als een baksteen die door het raam vliegt van het huidige onderwijs. Daar is niets artistieks aan. Maar wel iets creatiefs. Het onderwijs moet namelijk niet voor niets ondersteboven. Het is nu eenmaal onvermijdelijk bij het ontstaan van de gewenste onderwijspraktijken die in dit boekje worden beschreven.
Het boekje is namelijk helemaal gericht op het realiseren van eigen alternatieve, activistische of experimentele onderwijsgerelateerde praktijken of omgevingen. Geen experimenten binnen de geijkte onderwijscontext of kritiek op een bepaalde manier van lesgeven: eerder een maatschappelijke en sociale kritiek en experimenteerdrift die als onderwijspraktijk nestelt – tegen het (institutionele) onderwijs in zoals we dat vandaag de dag kennen, en als verlengde van een uitgesproken maatschappijkritische houding. Lees hiervoor de inleiding door Ivison en Vandeputte:
‘There has been a distinct renewal of critical interest in education, both as a field of experimentation and as a mode of political and social organisation. Artist, activists, theorists and educators have become involved in a broad range of alternative practices, varying from informal reading groups and seminars to self-organised schools, community-based pedagogical experiments, and online learning platforms. Many of these projects are based on a distinct premise: that the process and space of learning can be a political experiment in and of itself.’
In het eerste essay door Franco ‘Bifo’ Berardi (eigenlijk een uitgewerkt interview met hem) wordt dit (uiteraard) vanuit een post-operaistisch perspectief benaderd, maar maakt vooral ook duidelijk wat de rol is van experimentele media bij onderwijsgerelateerde politieke en sociale organisatie. Daarmee is de basis gelegd en het programma duidelijk. In mijn ogen zijn er daarop volgend 5 van deze praktijken verzameld die in stuk voor stuk uiterst prikkelende teksten aan de orde komen. Ik zal ze hieronder stuk voor stuk samenvatten in de hoop dat dit de rijkdom overbrengt, niet om een volledige weergave te willen geven. Dat laatste zou ook nergens op slaan: het is niet af, kant en klaar, implementeerbaar of een soort handboek. Gelukkig niet. Het is eerder een brede verzameling van juist dit type praktijken, die wederzijds inspireren en als referentie kunnen dienen voor eigen initiatief.
Allereerst de praktijk van pedagogie van onderop, autodidactiek en DIY pedagogie. Mooie termen die in het essay door Sholette van inhoud worden voorzien. De voorbeelden komen uit teksten van de bezetters van Berkeley uit 2009 en de studenten die de Middelsex University in 2010 hebben overgenomen, maar ook verwijzend naar de bezetting in Wenen in 2009, waar deze zelfde thematiek leeft. Maar vooral, ook in de praktijk, komt hij uit bij The Public School in Los Angeles. Dit is een onderwijs-platform waarop iedereen lessen kan aanmelden die men wil volgen maar nergens kan vinden. Het gaat om technologie-gerelateerde lessen maar ook om theoretische lezingen, eigenlijk is alles mogelijk. Het werkt op basis van kleine bijdragen die het gezamenlijk mogelijk maken een geschikte begeleider/docent in te huren. Klonen van dit systeem zijn al onder anderein New York, Chicago, Brussel en Parijs ontstaan. In Brooklyn wint BHQFU aan kracht, meer vanuit een kritisch kunstzinnig perspectief. In Rusland bestaat The Street University met ook leden van het collectief Chto Delat. Die laatsten stellen met veel bombarie: ‘The task of the intellectual and the artist is to engage in a thoroughgoing unmasking of the math that there are no alternatives to the global capitalist system’. In Manhattann als laatste is er de 16 B leesgroep, al zo’n 10 jaar bezig maar nooit tot commercieel of zelfs maar geregistreerde organisatie of stichting geworden. De tekst geeft echter nog een aanvullende scala aan verdere referenties en voorbeelden. Echt iets om verder in te verdwalen of naar de Nederlandse context te vertalen. Een rijke tekst qua het samenbrengen van collectieven en mogelijkheden.
Daarnaast de praktijk van het ontwerpen van experimentele media wat een onderwijspraktijk zelf is, maar tegelijk essentieel is als ingrediënt in de bovengenoemde alternatieve pedagogie. Het wordt door Dockray (oprichter van aaaarg.org maar ook betrokken bij die Public School) opgepakt in het derde essay waarin hij laat zien hoe een soort oorlog gaande is omtrent de beschikbaarheid en toegankelijkheid van (academische) teksten. Het sluit goed aan bij de eerder genoemde bijdrage van Berardi. Hij spreekt van een militarisering van de campus, en verwijst hierbij naar de inderdaad extreem klinkende situatie in San Paolo, maar laat ook zien hoe MOOCs en zogenaamde ‘open’ klassen van de universiteit zorgen voor een des te sterker monopolie van universiteiten als het gaat om toelating en toewijzing van studiebronnen en studie uitkomsten. Een confrontatie met de ‘macht’ is volgens hem onvermijdelijk, hoewel vooralsnog volgens hem collectieve bibliotheken en de verspreiding van teksten via downloads op internet op sommige plekken mogelijk is. Dit is in zijn ogen niet af te doen als een illegale downloadsite: het gaat om pedagogie als het maken en beschermen van plekken waar men (ook collectief) kan ontwikkelen en reflecteren. Deze plekken zijn noodzakelijk voor werkelijke pedagogie die niet wordt gereguleerd, gestructureerd en gecontroleerd.
Ook praktijken die zoeken naar een onderwijsvorm ergens in het midden tussen methodologie, verzet en kennisoverdracht komt aan bod. Ultra-red komt hierover aan het woord in het vierde essay, en wat zoals ze zelf stellen, een van de meest aanhoudende debatten is die ze als groep mogelijk maken: is onderwijs methodologie of verzet? Het Ultra-red collectief beoefent zelf een vorm van onderwijs, door middel van geluidsfragmenten waarover wordt gediscussieerd. Ultra-red is dus een geluidskunstenaars collectief, maar een met een duidelijke politieke denktrant die zich baseert op een diverse geschiedenis van ‘popular éducation’ – waarbij Freire, of misschien beter nog Horton als voorbeeld worden genoemd. En eigenlijk gaat het gesprek tussen de drie activistische deelnemers (die in dit boek wordt beschreven) over voorbeelden waar ‘leren’ rechtstreeks als ‘politiek’ moet worden opgevat, in die zin dat het vooral een collectief proces is dat een groep mensen in staat stelt zelfstandig een politieke positie in te nemen. Zoals Vichis zegt: “For me, the most important aspect of all the questions we are asking is how an educational system helps the community learn how to take control of its own life. What are the mechanisme for doing precisely that?” Ultra-red wil het antwoord zelf eerder geven door te doen dan door daar een precieze omschrijving van te geven, ondanks de regels die zij formuleren om hun eigen praktijk mee te structureren. Meer informatie hierover is te vinden in het online te lezen artikel ‘andante politics‘.
Als vierde wordt een door studenten zelf georganiseerde ‘vrije-vorm’ onderwijspraktijk uitgelicht, dat juist ook qua budget, ruimte en organisatie volledig op studentinitiatief draait. Het gaat om een voorbeeld van Nils Norman (zie voor een overzicht van zijn werk dismalgarden.com) die in die ‘afdeling’ de studenten (die zichzelf ‘Air Conditioner’ noemden) als professor aan de slag ging en samen met hen een wat verlaten gebouw kon uitbouwen tot de ‘School of Walls and Space‘. Het werd een soort micro-faculteit die de professor op basis van een nieuw werkverdelingsbeleid kon vormen: een 80% – 20% verdeling waarbij die 20% door een studentassistent werd ingevuld en waarmee er ruimte ontstond om les te geven buiten de meester-leerling structuur van het traditionele onderwijs. Een soort structurele interventie die het mogelijk maakt veel meer multidisciplinair, vrijzinnig, experimenteel en onderzoekend te werken. Naast de misschien voor de hand liggende referenties als Freire, Illich en Giroux worden hier ook Colin Ward en bell hooks en Rainer veel gelezen, en wordt inspiratie gezocht bij de opzet van Black Mountain College, de zelfgeorganiseerde school tijdens de parijse Commune en de ‘City as School‘ beweging. Het budget van de ‘School of Walls and Space’ is open voor studenten om zelf aanvragen te doen en iniatieven te ontplooien; talloze gerenomeerde sprekers zijn langs gekomen en nog altijd blijft een deel van de tijd daar compleet ongestructureerd. Het gaat goed samen met locale activistische en politieke betrokkenheid en het ‘student-led’ principe brengt een sterk kritische en bewuste houding in het gehele instituut. Hoewel misschien op sommige punten contradictoir, lijkt dit studenteninitiatief een volwaardige eigen plek te blijven realiseren binnen de Academie in Copenhagen.
En als laatste de praktijk van de anti-universiteit. In navolging van de Anti-hospital, gebaseerd op de revolutionaire surrealisten, de Free University, maar ook als meest concrete manifestatie het omwerpen van de hekken rondom een psychiatrisch instituut in 1962 door de patiënten en doktoren: deze anti-universiteit is zeker geen verwerping van alles dat universiteit is. Het gaat om een verregaande en zichtbare de-institutionalisering, het creëren van een nieuw lexicon van onderwijs, het ontmantelen van de authoritaire structuur, spontane groepsvorming. Het vinden van manier om de traditionele rollen van leerling, student, docent, professor te doorbreken – simpelweg doordat de effectiviteit hiervan op de tocht wordt gezet door het radicaal openbreken (ook letterlijk) van de normale divisies en gangbare indelingen. En, om het nog maar eens te benadrukken in een tijd waarin de universiteit aan alle kanter slimmer, innovatiever, meer open en flexibel wil worden: we hebben het hier niet over een mogelijkheid tot verbetering of herorientatie van de universiteit. De universiteit wordt hier letterlijk voor afgebroken, ingenomen, herbepaald, de universiteitsstructuur wordt compleet vernietigd. En die afbraak en ‘anti’ is noodzakelijk om überhaupt nog een radicaal alternatief te kunnen zien of bedenken – om te laten zien dat er nog universiteit resteert na deze vernietiging. Op de website antihistory.org heeft Jakob Jakobsen veel informatie verzameld over de anti-universiteit en alles wat daar mee te maken heeft. Een aanrader voor de geïnteresseerde lezer is het tabloid dat hij uit dit materiaal heeft samengesteld en waar interviews met de destijds betrokkenen zijn opgenomen. Achterin het hierboven besproken boekje zijn een aantal afbeeldingen hiervan opgenomen, naast beelden van protesten en bezettingen.
Ik herhaal wat ik hierboven als schreef: het is niet af, kant en klaar, implementeerbaar of een soort handboek. Gelukkig niet. Het is eerder een brede verzameling van juist dit type praktijken, die wederzijds inspireren en als referentie kunnen dienen voor eigen initiatief. En ik ken geen ander boekje dat dusdanig aanstekelijk, zelfverzekerd, activistisch, experimenteel en verfrissend is als dit boek. Het is geen boek voor en door ‘het onderwijs’: het gaat om plekken waar ‘scholing’ bovenal een soort ‘samenscholen’ betekent: samenscholen om de status quo omver te werpen.
Pingback: Sidsel M. Hansen en Tom Vandeputte – Politics of study | onderwijs filosofie
Pingback: Back to school – a Chto Delat reader on performative education | onderwijs filosofie
Pingback: Joost de Bloois – In de naam van het maagdenhuis | onderwijs filosofie
Pingback: Robert Haworth & John Elmore (ed.) – Out of the ruins | onderwijs filosofie
Pingback: Jacob Lindgren (ed.) – Extra-curricular | onderwijs filosofie