Wat is pedagogiek eigenlijk? Mocht je het antwoord willen weten dan is dit hét boek om te lezen. Het beantwoorden heeft dan ook echt het hele boek nodig. Pedagogisch denken kan je volgens Miedema namelijk opdelen in diverse benaderingen. In dit inleidende boek worden die verschillende benaderingen kraakhelder uiteengezet. Diverse auteurs kregen van Miedema een eigen hoofdstuk om te schrijven aan deze inleiding in de verschillende benaderingen van de pedagogiek. Onder de auteurs zijn de welbekende Biesta, Berding en Pols uiteraard aanwezig.
Hieronder een samenvatting van de 7 pedagogische benaderingen die aan bod komen in het boek:
- De geesteswetenschappelijke pedagogiek, gebaseerd op het werk van Dilthey. Het betreft een benadering die zich baseert op levensfilosofie en idealisme, in Nederland voornamelijk vertegenwoordigd door Langeveld. Het is over het algemeen anti-technologisch, normatief, en was georiënteerd op een groeiende autonomie van de opvoeding en pedagogiek als zelfstandig wetenschapsgebied. De hermeneutiek en de fenomenologie zijn bij uitstek de interpretatiemethoden van dit pedagogische denken.
- De empirisch-analytische pedagogiek die zich kenmerkt door een focus op de concrete werkelijkheid van opvoeders en kinderen, op beter nog: de analyse van een specifiek stuk uit deze concrete werkelijkheid. In het boek wordt verwezen naar een paar uitspraken van Kant en het werk van Trapp als grondlegger, maar ook het werk van Kuhn en Putnam kunnen vanuit dit perspectief waardevol zijn. Belangrijk voor een goede empirisch-analytische pedagogiek is de onvermijdelijke theoriegeladenhied van de waarneming. Vaak wordt een empirische cyclus gehanteerd die bestaat uit observatie, inductie, deductie, toetsing en evaluatie. Het empirische geeft aanleiding tot heuristiek, regulatie van de theoretische discussie, en ideologiekritiek. In Nederland heeft dit een tijd lang erg veel aanhang gevonden.
- De kritische pedagogiek, gebaseerd op Habermas en de Frankfurter Schule (Adorno, Horkheimer). Mollenhauer is hier naast Blankertz en Klafki veel mee bezig geweest. Ze vonden het nodig dat er een expliciete maatschappijtheorie werd geformuleerd, zodat de pedagogiek tevens maatschappijkritiek kon worden. De waardevrijheid van de wetenschap is het beginsel waar vanuit gewerkt kan worden. Er is zelfs een soort anti-pedagogiek uit tevoorschijn gekomen. Emancipatie, vervreemding en ideologie-kritiek zijn kernthema’s. Communicatie en discours zijn belangrijk bij de daadwerkelijke praktijk van de kritische pedagogiek.
- De cultuurhistorische pedagogiek, gebaseerd op onder meer Vygotsky. De grondslag wordt gevormd door het werk van Marx, Engels en Lenin. Kernthema’s zijn het consequent nastreven van een historische verklaring, de these dat alle hogere psychische processen hun oorsprong vinden in sociale processen en de stelling dat psychische processen alleen kunnen worden begrepen waar we de instrumenten kennen waardoor ze worden gemedieerd. De zogenaamde ‘ontogenese’ staat daarbij centraal, waarbij een procesgerichte aanpak kan worden gehanteerd. Er wordt een grote nadruk gelegd op ontwikkeling in algemene zin.
- De taal-analytische pedagogiek, die zich kan baseren op Russell en Wittgenstein, of het logisch positivisme, of wel de ‘gewone taal filosofie’. Hardie heeft met ‘truth and fallacy in educational theory‘ hiervoor een pioniersrol vervuld. Er wordt binnen de filosofie wel gesproken van de ‘linguistic turn‘ – niet voor niets een Engels begrip. Kernthema’s zijn betekenis en taalgebruik, het doel van de filosofische activiteit is verheldering, daadwerkelijk een activiteit waarbij ‘clarity’ eerder komt dan ‘commitment’: eerst helder hebben wat er aan de hand is voordat je partij kiest dus. Onderwijzen is een triadische activiteit waarbij altijd iemand is die onderwijst, iemand is die wordt onderwezen, en iets dat onderwezen wordt. Leren is een activiteit van de leerling. Stellwag heeft dit type pedagogiek in Nederland geïntroduceerd.
- De opvoedingswetenschappen in Frankrijk die streven naar een pluridisciplinaire benadering: opvoeding en onderwijs zijn te complex om vanuit een wetenschappelijke invalshoek te benaderen. Dit denken in Frankrijk kan zich ontwikkelen vanuit onder andere Rousseau. De ‘nieuwe school’ zou naast een doe-school ook een gemeenschapsschool moeten zijn. Cousinet en Freinet zijn vertegenwoordigers, het werk van Rogers werd veel gelezen. Pedagogische experimenten werden erg gewaardeerd. Piaget is een bekende vertegenwoordiger die de nadruk legde op de biologische en wetenschappelijke principes. Sociologie en psychologie beinvloeden de verdere ontwikkeling van de opvoedingswetenschappen in Frankrijk. De opvoedingswetenschappen herkennen daarbij in de filosofen een ideale gesprekspartner. Verschillende methoden en benaderingen bestaan naast elkaar en beïnvloeden elkaar. In Nederland zijn ook Bourdieu en Durkheim wel veel gelezen. Het principe van de ‘uitnodiging’ (in tegenstelling tot uitsluiting) lijkt een belangrijke factor in al het Franse denken.
- De pragmatische pedagogiek, vrij eenzijdig voortkomend uit het werk van Dewey. Pierce en James worden over het algemeen genoemd als pragmatici. Dewey combineert hun uitgangspunten binnen de onderwijscontext opm te komen tot een coördinatie van ‘individuele en sociale factoren’. Een ervaringspedagogiek die wordt ingevuld met een communicatietheorie. Het moet altijd gaan over het kind in een context en over het doel van de opvoeding. Deze doelen vinden: dat is wat er in het onderwijs steeds aan de hand is. Herbart en Fröbel zijn belangrijke volgelingen. Reflectie is datgene wat de mens onderscheidt van dieren, en de daarop gebaseerde democratische mogelijkheid tot samenleven is van fundamenteel belang. Het pragmatisme geeft veel nadruk op onderzoek waarbij kennis en handelen elkaar versterken. Elke fundationalistische positiebepaling wordt voorbij gesteven. Jan Ligthart heeft het werk van Dewey in Nederland in zekere zin geïntroduceerd nadat hij zijn eigen werkzaamheden er in herkende.
Miedema concludeert in de inleiding wat een dergelijke meervoudigheid tot doel heeft, aan de hand van het werk van Eckard König: ‘het zo helder mogelijk te boek stellen van de verschillende constructies van de pedagogische werkelijkheid. Kortom, het systematiseren en etaleren van het fonds aan kennis wat met de onderscheiden metatheoretische concepties is verbonden, vooral met het oog op het vergroten van de mondigheid van de practicus.’ Grote woorden: laten we het simpeler houden en zeggen dat je dan als onderwijzer misschien aan de hand van dit boek nog beter kan uitleggen wat je voor werk doet. Dat lijkt me nuttig, mocht dat op een bepaald moment van je worden ge-eist.
Pingback: Max Horkheimer en Theodor Adorno – Dialectiek van de verlichting | onderwijs filosofie