Merleau-Ponty wilde de wereld te herontdekken en onthullen. Hij wilde voorkomen dat we de wereld vergaten. We vergeten de wereld volgens hem namelijk maar al te snel: we zijn geneigd om in het dagelijkse leven een praktische omgang met de wereld te hebben. We neigen naar een soort levensopvattingen (houdingen, manieren van de wereld opvatten) die gericht is op nut, zodat we ons volgende doel in het leven kunnen bereiken. En het kost ons volgens Merleau-Ponty dus veel tijd, inspanning, en cultuur om de wereld daadwerkelijk te onthullen – buiten al dit praktische en nuttige om. En toch is dit noodzakelijk. Als is het alleen maar om (door dat te doen) te proberen zo onbevooroordeeld mogelijk in de wereld te staan.
Hoe moeten we de wereld dan eigenlijk onthullen? Wetenschappelijke kennis krijgt zoveel aandacht en wordt zo belangrijk geacht, maar dit is slechts een onderdeel van dit hele onthullen van de wereld. Wetenschap geeft geen compleet beeld van de werkelijkheid. Er zijn buiten de wetenschap om nog talloze zinvolle vragen te stellen. En ook de kunst kan niet centraal staan in die onthulling. Of de filosofie. Eigenlijk is er geen uiteindelijke meest omvattende bron. Wel is er een primair verband met de wereld dat altijd voorop staat en waardoor we altijd weer met die wereld worden geconfronteerd en er in zijn opgenomen. Een totale onthulling of herontdekking van de wereld kunnen we enkel daarvanuit bereiken, namelijk vanwege de ‘verklonkenheid’ van lichaam in de wereld. Maar dan niet een lichaam zoals we dat in de filosofie wel is begrepen als tegenhanger van de geest. We zijn volgens Merleau-Ponty niet geest en lichaam, maar geest mét lichaam. En dit lichaam is direct in de wereld ingevoegd. Het heeft direct contact hiermee. Je zou denken dat we dus door hier op de focussen en gewoon onze zintuigen volledig te openen een soort meest ware of onbemiddelde manier met de wereld kunnen omgaan.
De wereld van de waarneming, die zich aan ons openbaart door onze zintuigen, lijken we op het eerste gezicht het beste te kennen. Zij onthult zich omdat we er op vanzelfsprekende wijze gebruik van maken in ons leven en we hebben geen instrumenten of berekeningen nodig om toegang tot haar te krijgen. Om werkelijk tot haar door te dringen lijken we slechts onze ogen te hoeven openen en het leven op ons af te laten komen. Dit is echter een totaal verkeerde voorstelling van zaken.
Merleau-Ponty waakt ervoor in een of ander specifiek domein de directe onthulling van de wereld te zoeken, en dus zelfs niet in de onbemiddelde waarneming. De wereld is aan de ene kant wel heel nabij, vooral vanuit die lichamelijkheid, maar als dat de enige onthulling is van de wereld dan kunnen we nauwelijks meer de dingen als zuivere objecten kunnen zien. We raken er dan helemaal mee verknoopt en kunnen ons er niet meer helder toe verhouden. We moeten kortom nog een laatste aspect benadrukken. Namelijk dat altijd een ervaring van de ander meespeelt. Dat we ons eigen bestaan pas voelen nadat we in contact zijn getreden met anderen. En zo …
… ontdekken we volwassenen in ons eigen leven dat geven wat onze cultuur, boeken, traditie en ons onderwijs ons geleerd hebben daarin te zien. Het contact van onszelf met onszelf verloopt altijd via een cultuur of, in ieder geval, via een taal die we van buitenaf hebben ontvangen en die ons leidt bij de kennis van onszelf.
Dus hoe komen we uit deze onduidelijke verstrengeling van concepten als lichaam, wereld, waarneming, enz? Wat is de uiteindelijke opvatting van Merleau-Ponty omtrent het onthullen van de wereld? Als volgt: de mens en de mensheid moeten we beschouwen als een ‘onstabiele situatie’. We hebben tegelijkertijd allerlei verbanden nodig, gedeelde meningen en dergelijk, maar ook een binnenste waarin we bepaalde dingen als ‘waar’ herkennen om de onmiddelijke waarneming te bemiddelen. We kunnen niet zonder een van de twee. En die twee gaan nooit helemaal op elkaar afgestemd zijn. Het is tegelijkertijd verontrustend als dat het een soort vastbeslotenheid kan voeden: misschien moeten we het een waakzaamheid noemen die ons als mensen zou moeten kenmerken. Dit kunnen we volgens Merleau-Ponty een ‘modern humanisme’ noemen. Het gaat om werkelijke relaties die we in de praktijk moeten zien te realiseren. Goede intenties zijn niet genoeg, we moeten er ook rekening mee houden dat die intenties een eigen leven gaan leiden.
Terug naar de waargenomen wereld dus om die vanuit een soort dynamische bemiddeling constant te herontdekken en blijven onthullen. Een wereld die we altijd al bewonen en die in hoge mate ongekend blijft. Een wat ambigue wereld dus, niet voltooid en niet eenduidig. Ambiguiteit is het kernwoord van het denken van Merleau-Ponty, zo betoogt ook Bakker in zijn overzichtswerk van Merleau-Ponty. Hij noemt hem ‘de filosoof van het niet wetend weten‘ in navolging van Socrates. Socrates leven was denken en denken was leven. Het stond voor de betrekkelijkheid van alle dingen; ‘waarheid is het proces van haar eigen waar-making (vérité à faire), veri-ficatie. Zij kan zich alleen in de werkelijkheid bevestigen.‘ zo schrijft Bakker.
Om zijn positie beter te begrijpen: Merleau-Ponty is een fenomenoloog, dus net als Heidegger werkend aan het, in de vele gezichten van de fenomenologie omschreven, ‘bestuderen en beschrijven van de werkelijkheid zoals ze verschijnt in de concrete ervaring.’ Bepalend voor de fenomenologie van Merleau-Ponty is dat niet het bewustzijn (zoals Husserl wil) maar de existentie het fundament is van de fenomenologie, waarbij die existensie net wat anders dan bij Heidegger wordt opgevat als ’tot de wereld zijn’. Uit de inleiding:
Hij beschrijft deze existentie als het être au monde, waarbij we verschillende betekenissen van het Franse woordje ‘à’ in acht moeten nemen. Het gaat er dus niet alleen maar om dat ik ‘in’ of ‘op’ de wereld ben, maar ook dat ik ‘er toe behoor’, dat ik ‘aanwezig ben aan’ deze wereld, dat ik er een bepaalde ‘relatie’ mee heb, dat ik me ‘naar haar richt’. Existeren betekent ’tot de wereld zijn’.
En dit is een wereld van vrijheid, democratie, maar ook in zijn tijd socialisme, wederopbouw, noem maar op. Ook al dit soort concepten horen bij die wereld en daar hebben we een bepaalde relatie mee. Ondanks dat ook deze concepten als onderdeel van de wereld ambigue zijn, dus onduidelijk en onbepaald. Ze worden dan ook door verschillende groepen of stroming anders gebruikt en krijgen andere betekenissen. Merleau-Ponty noemt het een diplomatieke situatie (Hegel): woorden betekenen meerdere dingen, dingen laten zich niet door een woord benoemen. En dat geldt dus ook voor politieke situaties, dat geldt ook voor alles wat in de geschiedenisboeken staat. Het betekent dus ook een politieke stellingname, tegen heldere definities van de grote politieke doctrines in. Maar het is dus ook zeker niet a-politiek, hoewel dat zo kan lijken. We kijken namelijk steeds weer ‘vanuit de laagte’ zonder verheven idealen of verheven mensbeelden en dat is nu juist de politieke stellingname die we dan kiezen. Merleau wil zich niet neerleggen bij een wereld als ‘cocon van gewoontes’ of gevangen in ideologieën. We moeten de wereld op een zo algemeen geldende manier van buitenaf proberen te bezichtigen waardoor we kritiek kunnen leveren op directe omstandigheden of gebeurtenissen van vandaag de dag. Marx is daarvoor een belangrijke invloed. Later zijn met name Foucault, Deleuze en Derrida door Merleau-Ponty beïnvloed, evenals bijvoorbeeld feministen als Rosalyn Diprose. Zeker denkers met duidelijke ook politieke consequenties. De lijst met grote namen die aan het werk van Merleau-Ponty kunnen worden gekoppeld is overigens uberhaupt groot. Eerst vriend van Sartre, later lijnrecht tegenover hem, en altijd sterk gevormd door het denken van de Saussure, Bergson, Heidegger en Husserl, maar ook bevriend met bijvoorbeeld Levi Straus.
In dit boekje staan al deze referenties en invloeden echter op de achtergrond. Het is erg toegankelijk, de ideeën worden helder geformuleerd. Het zijn radiolezingen uit 1948 (pas in 2003 in het Nederlands vertaald) en dus voor een breed publiek. Volgens het boekje dan ook meteen een uitstekende inleiding tot zijn filosofie. Misschien te kort. Het maakt wel heel makkelijk gebruik van juist allerlei concepten ondanks die ambiguiteit. En dat kan je als problematisering opvatten van zijn denken, maar ook als een kracht omdat het betekent dat we ons in meest alomvattende zin proberen te confronteren met de gehele wereld inclusief alle cultuur en taal waar we onherroepelijk wel middenin zitten. Ons denken blijft ambigue in zekere zin – juist dat maakt ons denken alomvattend en doordacht. En door dicht bij de waarneming te blijven is dat de enige manier om op een volledige manier de wereld te herontdekken en onthullen en daar moeten we steeds maar weer wat van zien te maken. En dat lijkt Merleau-Ponty hier toch op een snelle en interessante manier te doen. Een manier die veel naslag heeft gevonden, ook in het onderwijs.
Zo formuleert Peter Dijkstra in een publicatie voor exemplarisch onderwijs: ‘Wie de dingen, de verschijnselen, opnieuw leert zien, zal zich opnieuw verwonderen. De werkelijkheid is zo rijk aan betekenis! … De existentieel fenomenoloog Merleau-Ponty … zegt: ‘Onze visie op de mens zal oppervlakkig blijven, zolang wij niet tot deze oorsprong terugkeren‘ Waar veel onderwijsdenken lijkt aan te vangen bij het denken, begrijpen, uitdrukken of bespreken van de werkelijkheid zou je dus een stap terug kunnen doen en proberen na te denken over een daaraan voorafgaand spel van gebaren en veel minder bemiddelde manieren om met de wereld te interacteren. Hier zou zowel in de praktijk als in de onderwijsfilosofie meer aandacht voor mogen zijn. Of het zou zelfs doorgetrokken kunnen worden tot een expliciet emanciperende praktijk waar geprobeerd wordt onbevangen de wereld waar te nemen en te ervaren zoals bij de praktijken Holmes en Fraser. Maar dat alles uiteraard zonder tot een expliciete lichamelijke aanraking over te gaan of eenzijdig te richten op het betasten of lichamelijk ontdekken van de wereld: hier zijn talloze tussenvormen in mogelijk die worden besproken in een publicatie van NIVOZ, waar stil wordt gestaan bij de fenomenologische antropologen zoals die van de Utrechtse School – Buytendijk, Rümke en Van den Berg besteden veel aandacht aan het thema lichamelijkheid en daarmee in het spoor van Merleau-Ponty doordenken. Later zou in zekere zin hieruit met een mooie term ook ‘embodied cognition‘ voortkomen.
Je zou Merleau-Ponty daarnaast ook Langeveld kunnen laten ontmoeten (zie het proefschrift van Simen Kooi) waar dit tot een intercultureel (of liever intermondiaal) perspectief uitloopt: ‘Wij zullen zien dat ‘ontmoeten’ voor Merleau-Ponty inhoudt: uitlenen, uitwisselen, op elkaar inwerken, in elkaar overgaan, overschrijden van elkaars grenzen, elkaar kruisen. Deze visie maakt een nieuwe interpretatie van intersubjectiviteit mogelijk en werpt een nieuw licht op het voor pedagogen moeilijk toegankelijke wijsgerig ‘probleem’ van de ander. Slagen wij erin de pedagogische ontmoeting met behulp van de denkbeelden van Merleau-Ponty omtrent de ’tussenwereld’ een diepere zin te verlenen, dan kan dat ertoe bijdragen de monoculturele, verouderde meningen over de opvoedingspraktijk ingrijpend in interculturele richting te veranderen.‘ En dit zou relevant kunnen zijn gezien de aandacht voor ‘in-de-wereld-komen’ (Biesta, Pols). Volgens het denken van Merleau-Ponty zou iets dergelijks een misleidend idee zou zijn: we miskennen daarmee allerlei vormen van tot de wereld verhouden en reduceren die volgens hun denken tot (nog) ‘niet in-de-wereld-zijn’, wat het geval is bij het kind, of bij de gek, of ook bij dieren. Blijkbaar zijn ze er nog niet? Hebben ze er nog niet echt toegang toe? Hier zit een probleem. Merleau-Ponty suggereert dat het echter wel degelijk al (misschien andere modaliteiten van) leven zijn, van ‘in de wereld zijn’, die we wel degelijk in ons blikveld dienen op te nemen om niet de fout te maken de wereld een bepaald beperkt, verheven, of geestelijk allure te geven. De wereld moet toch juist álles zijn wat ons omringt? Dat we de wereld gaan zien als iets waar maar een beperkte groep werkelijk toe behoort of ‘bij’ is, zou een (ook politiek geladen) reductie betekenen. Voor Merleau-Ponty gaat het over de manier waarop we ons tot de wereld verhouden waar we altijd al in zijn opgenomen en onderdeel van zijn. En dat is een werkelijk fundamentele gelijkheid van iedere mens en een alomvattend fundament om enige aanspraak op algemeen geldige waarheid of kennis (al is het altijd inadequaat) vol te kunnen blijven houden. En (meer specifiek voor onderwijs) daardoor niet bijvoorbeeld enkel geestelijke ontwikkeling, bepaalde specifieke doeldomeinen of politiek geladen denkbeelden tot zogenaamd algemeen geldige uitgangspunten te laten worden. Wellicht kunnen de hedendaagse pedagogen zich hierover nog eens uitspreken.
Hoe dan ook kunnen we concluderen dat we nog steeds een hoop leren kunnen van Merleau-Ponty. Hij biedt ons nog altijd de meest grootse en toch ‘vanuit de laagte’ beschouwing van de mens op de wereld.