Dit boek gaat over alledaagse situaties en kleine gebeurtenissen. Het is een soort alternatief tegen het denken in grote beladen concepten als ‘neoliberalisme’ of ‘subjectiviteit’, maar evengoed misschien tegen het beladen concept ‘onderwijs’. Want waarom toch deze belachelijk hoogdravende begrippen als het leven zich daar in het geheel niet om bekommert? Onze eigen alledaagse ervaring gaat eerder over iets specifieks wat gebeurt en wat zich maar heel vaag en misschien maar een beetje tot dat soort grote concepten verhoudt. Dit soort gebeurtenissen geven indrukken waar het persoonlijke alledaagse leven werkelijk over gaat. Kunnen we daarom, bij iets als onderwijs dat zo ingrijpt op juist dit alledaagse leven, niet buiten die beladen filosofische begrippen blijven? Deze begrippen zijn namelijk onmogelijk log en zwaar, en doen veel nuancering en betrokkenheid teniet.
“They miss how someone’s ordinary can endure or can sag defeated; how it can shift in the face of events like a shift in the kid’s school schedule or the police at the door. How it can become a vague but compelling sense that something is happening, or harden into little mythic kernels. How it can be carefully maintained as a prized possession, or left to rot. How it can morph into a cold, dark edge, or give way to something unexpectedly hopeful. This book tries to slow the quick jump to representational thinking and evaluative critique long enough to find ways of approaching the complex and uncertain objects that fascinate because they literally hit us or exert a pull on us. My effort here is not to finally “know” them – to collect them into a good enough story of what’s going on- but to fashion some form of address that is adequate to their form; to find something to say about ordinary affects by performing some of the intensity and texture that makes them habitable and animate.”
Als filosofie er bij in de buurt wil komen, dan kan dat door middel van het napluizen van ‘sporen’, van ‘potentieel’, van beloften, van indrukken. Met verwijzingen naar Deleuze, Benjamin en Barthes maakt Kathleen Steward in dit boek duidelijk waar ze op uit is; proberen om voorbij te komen aan het denken in logge filosofische concepten, maar ook voorbij aan algemene representaties, hogere orde structuren en achterliggende oorzaken. Het gaat om ‘kleine’ dingen proberen te leren kennen, genuanceerde indrukken op te roepen, alledaagse ervaringen te (her)beleven. Denk maar terug aan je eigen jeugd: die bepaalde details die heel veel indruk hebben gemaakt – misschien bepaalde beladen stiltes, de intieme omgang met de objecten om je heen, of een schokkende gebeurtenis als een ongeluk of inbraak – allemaal indrukken die je de rest van je leven meedraagt als een afkomst die je bijblijft als impliciet en onuitputtelijk geheel waar je door bent gevormd. Stewart probeert die centraal te zetten, maar beseft ook dat die weer per persoon verschillen en soms door hele bijzondere omstandigheden tot stand kwamen. Stewart haalt in het hele boek haar eigen herinneringen aan, ze beschrijft persoonlijke gebeurtenissen waarmee ze het verhaal in zekere zin van voorbeelden voorziet. Vaak zijn die indrukken heel moeilijk te beschrijven. Denk aan hoe je dit soort indrukken in een mailtje naar een vriend(in) zou sturen: wat moet je schrijven om jou ervaring daaromtrent duidelijk te maken? Dit is echter wel precies wat het alledaagse leven bepaald, dit is het niveau van de alledaagse ervaring. Dit is het leven dat we leven.
Everyday life is a life lived on the level of surging affects, impacts suffered or barely avoided. It takes everything we have. But it also spawns a series of little somethings dreamed up in the course of things. It grows wary and excited. There are all the details of getting the rent money together or of home remodeling, getting messed up and recovering (or not), looking for love (or not), trying to get into something, or trying to get out of something you’ve gotten yourself into, shopping, hoping, wishing, regretting, and all the tortures of exclusion and inclusion, self and other, right and wrong, here and there. The ordinary registers intensities-regularly, intermittently, urgently, or as a slight shudder. We wish for the simple life that winks at us from someone else’s beautiful flowerbeds. We flip off other drivers, eye strange or delicious characters on the subway or the street. We scan the headlines, read the luscious novels and sobering memoirs two pages at a time before falling asleep at night. We lose hours at a time disappeared into some pleasure or obsession, or flipping hamburgers or filing charts all afternoon to the point of literal senselessness. Attention is distracted, pulled away from itself. But the constant pulling also makes it wakeful, “at attention.” Confused but attuned. We’re busy if we’re lucky. For some, the everyday is a process of going on until something happens, and then back to the going on.
Het is dus bij het nadenken over dit soort alledaags leven letten op de ‘affecten’: allerlei (juist ook lichamelijke, gevoelde) aantrekkingen of beïnvloedingen. Iets wat met name door Spinoza in de filosofie is geïntroduceerd. In het onderwijs wordt wel eens gesproken van affectief onderwijs (vaak in combinatie met effectief onderwijs, als aanvulling daarop), maar dan krijgt het niet de hier bedoelde filosofische lading. Net als Spinoza al aangaf heeft dit affectieve in de filosofie altijd een ‘politieke’ impact. Affecten bepalen macht over iemand, affecten gaan over of je wel of niet deel ergens van wilt uitmaken, affecten maken dat iemand ergens aan mee wenst te doen. Dit persoonlijk soort politieke tendens in het alledaags leven doet denken aan wat omtrent verborgen curricula is geschreven en over wat Ranciere omtrent de verdeling van het zintuiglijk waarneembare theoretiseert. Stewart levert echter een minder prestigieuze en meer gevoeligere benadering van juist een ervaringsgericht en levensgericht soort ‘kleine’ filosofie door haar eigen indrukken ter sprake te brengen en vaak haast poetisch maar zonder dikdoenerij te beschrijven.
De boodschap aan het onderwijs, als die er al direct is, zou zijn om een poging te doen om in de textuur van het alledaagse leven een intieme betekenisvolle persoonlijke ervaring te creëren. Stewart laat zien hoe oplettend en genuanceerd dit type werk is, dat vooral met mooie beschrijvingen en opmerkelijke filosofische doordenking oproept dan dat het wil vastleggen of tot filosofisch programma of wereldbeeld doet stollen. In haar idee moet je genereus en nieuwsgierig zijn naar de wereld voordat je in een model of beschrijving gaat vastleggen en oordelen, als je dat laatste al uberhaupt zou willen. En dat is een oproep naar haar collega cultureel antropologen, maar ook in bredere zin naar iedereen die gewent is te oordeel, analyseren, beschrijven, weergeven – en dat lijkt docenten en leraren toch zo op het lijf geschreven. Stewart geeft aan in een interview dat ze adequate persoonlijke beschrijvingen wil vinden en veel meer dan dat oog wil houden voor de verbinding met het dagelijkse leven. Zijn die er al voor het onderwijs? Misschien zoals Thijssen het in zijn romans telkens probeerde? Of de beschrijvingen die Mollenhauer als uitgangspunt nam? Misschien zoals Benjamin met veel aandacht voor detail en gevoeligheid zaken van de jeugd beschreef? En misschien vooral zoals ergens een individuele docent ‘kleine’ notities maakt in zijn dagboek? Vergeet dus niet, docenten en opvoeders, de (filosofisch) kleine ervaringen, de alledaagse gebeurtenissen, de ‘affecten’ waar het leven werkelijk door gevormd worden.
Zoals Kate Eichhorn (van het geweldige boek Adjusted Margin) schrijft: “Stewart’s ability to produce moments of illuminating tension through the careful arrangement of her fieldnotes may not express a single argument nor offer a definitive judgment … but it does produce both shock and reflection in the reader. And somewhere between the thick description of the fieldnote and the flow of the poetic line, she wakes us up – again and again – to the realization that in order to even begin understanding what’s going on, we must first simply take notice.”