Hoewel Antonin Artaud de onderstaande brief zou hebben geschreven werd hij gepubliceerd in La Révolution surréaliste van 15 april 1925 door de surrealisten als collectief. Ook brieven aan de Dalai-Lama, de Paus, de geneesheer-directeuren van de krankzinnigengestichten, en aan de hoofdarbeiders werden opgenomen. Het zijn uitermate felle en ook interessante brieven die het programma van de surrealisten richting deze instituten duidelijk maken. In de verklaring van 27 januari van hetzelfde jaar schreven ze al samenvattend dat ze niet pretenderen de gewoonten der mensen te veranderen, maar wel hen de ‘broosheid van hun denken’ aan te tonen en ‘hun te laten zien op welk drijfzand, op welk een holle bodem zij hun wankele huizen hebben gegrondvest’. Ze wilden een ’totale bevrijding van de geest en van alles wat haar gelijkt’ en zijn in staat tot elk actiemiddel, ‘wanhopig vastbesloten … zijn ketenen te verbreken, zo nodig met materiële mokers!’
Hieronder de gehele vertaling in het Nederlands van de brief die aan de rectoren, maar evengoed aan iedereen die in het (hoger) onderwijs werkt geschreven is. (Uit ‘Historische Avantgarde’ door F. Drijkoningen en J. Fontijn (1982).)
Zeer geachte Heer,
In het nauwe reservoir dat U ‘Denken’ noemt, rotten de stralen van de geest weg als stro.
Het moet maar eens uit zijn met dat gespeel met taal, die kunstgrepen op grammaticaal gebied, het gegoochel met formules. Wij moeten nu de verheven Wet van het Hart vinden. De Wet die geen Wet moet zijn, geen kerker, maar een leidraad voor de Geest, die in zijn eigen doolhof verdwaald is. Verder dan de wetenschap ooit kan reiken, daar waar de stralenbundel van de rede op de wolken breekt, ligt dit doolhof, het centrale punt waar alle krachten van het wezen, de fijnvertakte nerven van de Geest samenkomen. In dit labyrinth van zich steeds weer verplaatsende muren, buiten alle bekende denkpatronen om, beweegt zich onze geest; daar observeert hij nauwlettend zijn meest verborgen en natuurlijke bewegingen, die een onthullend karakter dragen: het is alsof ze van elders, als uit de hemel komen.
Maar het ras der profeten is uitgestorven. Europa verstart, droogt langzaam uit als een mummie onder de windsels van zijn grenzen, fabrieken, rechtbanken en universiteiten. De door koude bevangen Geest kraakt tussen de versteende planken die hem omknellen. Dat is de schuld van Uw muffe systemen, van Uw logica van één en één is twee, dat is Uw schuld, Heren rectores, verstrikt als U bent in Uw syllogismen. U fabriceert ingenieurs, rechtsgeleerden en artsen, wie de echte geheimen van het lichaam, de kosmische wetten van het wezen ontgaan, U maakt schijngeleerden, die niet verder kunnen kijken dan deze aarde, filosofen die pretenderen de Geest te kunnen reconstrueren. De geringste spontane scheppingsdaad vormt een ingewikkelder en onthullender wereld dan welke filosofie ook. Laat ons toch met rust, Heren, U bent slechts machtswellustelingen. Met welk recht pretendeert U het verstand in banen te kunnen leiden, en diploma’s van geestelijk vermogen toe te kennen? U weet niets van de Geest, U kent zijn diepstverborgen, meest essentiële vertakkingen niet, die fossiele afdrukken, die ons oorspronkelijke Ik zo dicht benaderen, die sporen die wij soms weten te lezen in de duistere lagen van onze hersenen.
Juist in naam van Uw eigen logica zeggen wij U: het leven stinkt, mijne Heren. Kijk eens naar uw gezichten, neem Uw producten eens in ogenschouw. De zeef van Uw diploma’s laat een uitgemergelde jeugd door, die ten dode is opgeschreven. U bent een plaag van de wereld, Heren, des te beter voor deze wereld, maar laat hij zich wat minder als de leider van de mensheid zien.
Voor de volledigheid het origineel in het Frans die (dus in de oorspronkelijke taal) nog scherper en genuanceerder is in zijn formuleringen.