Technologie kan een geweldig hulpmiddel zijn voor arme mensen in derde wereldlanden om zich aan hun slechte omstandigheden te ontworstelen, zo wordt geregeld gepredikt. Sugata Mitra maakt bijvoorbeeld al enkele jaren veel los door zijn TED talks die hij geeft over zijn ‘hole in the wall‘ projecten die juist dat mogelijk maken en aanmoedigen. Hij zet computers in afgelegen dorpjes en ‘achtergestelde’ wijken, klaar om te gebruiken voor iedereen. Zijn doel is om zo de jeugd daar beschikking te geven over de kennis die we in de westerse wereld als vanzelfsprekend in onze broekszak hebben. Als ook déze kinderen maar via Google kennis kunnen vergaren, zo betoogt hij, dan leren ze met een beetje aanmoediging net zoveel als kinderen die naar een reguliere school gaan. En dat onderbouwt hij met onderzoek wat ze bij NITT hebben gedaan, het bedrijf waarvoor hij werkt. Volgens hem kan dit het onderwijs revolutionair veranderen, kan het mensen in armoede een geweldige kans bieden, en misschien zelfs de wereld in zijn geheel beter maken. Mitra is een profeet daarvan, een zeer machtig figuur in de media aldus Payal Arora in Vrij Nederland. Maar deze Arora, de schrijfster van het hier besproken boek, deed ook jarenlang onderzoek en zag in de praktijk toch iets heel anders. Ze beschrijft vooral ook het commerciele belang dat NITT heeft, en ze geeft een veel meer genuanceerd beeld van hoe computers en telefoons worden gebruikt in de ‘derde wereld’. En daarmee komt het iniatief van Mitra, en evengoed ook bijvoorbeeld de AltSchool klassen (volgens Rebecca Mead een soort IKEA showrooms voor de Silicon Valley investeerders als Zuckerberg, Gates en Jobs) of ook ‘project DEFY‘ (Design Education for Yourself) in India in een heel ander daglicht te staan.
Arora laat op allerlei manieren zien dat dit soort initiatieven niet deugen. Ze schrijft dat op basis van eigen ervaringen (met een indiase combinatie van oa. Walden en Black Mountain College, zoals ze zelf schrijft, maar ook bij een Corpus Christi school van Mary Roy gebaseerd op de ideeen van Sri Aurobindo). Volgens Arora is het idee van dit soort (meer) autonoom leren gebaseerd op ideeen van Vygotsky en Dewey, wat ook al in de praktijk is gebracht in de ‘free-school’ beweging maar daar ook compleet ten gronde is gegaan (ze verwijst hier naar het werk van Cremin om deze claim te onderbouwen). Bertrand Russel was met zijn vrouw bij een dergelijk experiment betrokken en gaf in zijn autobiografie aan dat ze zich hadden vergist in hun opvattingen, vooral wat betreft het zelfgestructureerd en zelfgestuurd leren. Arora doet het af als utopische perspectieven die nauwelijks zijn onderbouwd met onderzoek. Steeds wordt volgens haar dit idee van autonoom leren volgens als ‘experiment’ weer opgepakt, altijd maar weer gepresenteerd als noviteit met oog op sociale verandering, maar nooit levert het iets op. Het ‘one laptop per child’ project (Negroponte, MIT) dat een totale mislukking bleek (ondanks de inmense investeringen en talloze sponsoren) was een voorbeeld voor Mitra, maar ook die mislukking wordt vaak verzwegen. Enkel de mensen die gericht zijn op innovatie, vaak met helemaal geen ervaring met onderwijs (en met name uit de toch al geprivileerde groepen) lijken er voor te vallen of ze lijken het bewust op te hemelen. Het grote deel van de wereldbevolking in armoede wordt daarbij gereduceerd tot een ‘kans’ voor grote techbedrijven die veel subsidie opsnoepen om daar hun producten te introduceren. En dan worden ook nog gevaarlijke seksistische metaforen gebruikt door Mitra (oa. ‘granny clouds’ en ‘village wells’) en wil Arora het ook nog wel even hebben over de informatie die hij níet geeft in zijn presentatie van de feiten (die kinderen gaan waarschijnlijk ook gewoon nog naar school en op die school zijn ook talloze computers aanwezig, zijn in gesprek met ouders, enz). Maar met name de praktijk, dat wat er daadwerkelijk gebeurt, daar maakt Arora korte metten met alle mooie perspectieven. Ze gaat in op wat er gebeurd als een kind informatie zoekt zonder hulp op bijvoorbeeld Google (en dan zoekresultaten krijgt die niet weersproken kunnen worden, dus zorgt voor miseducation). Mitra geeft zelf, als het puntje bij paaltje komt, aan dat hij de bevindingen die hij presenteert eigenlijk niet allemaal kan onderbouwen. Het gaat echt enkel om een soort magisch denken dat hij aan de mensen presenteert alsof het een soort Slumdog Millionaire scenario betreft (wat al walgelijk genoeg is op zichzelf) – maar dan voor ongeveer de hele derde wereld bevolking. Het staat bol staat van mythen over die arme mensen die niets te verliezen hebben, primitief en authentiek, die een heel ander leven willen hebben en alles aangrijpen om hogerop te komen en uit de armoede te geraken. En ook het zelf ombouwen of hacken, en meer informele economie, of de daar bestaande vormen van media piraterij: dat is helemaal geen hoopvol innovatie verhaal van arme mensen die toch ‘meedoen’ met de westerse wereld, en moet zeker ook niet als exotisch alternatief worden opgehemed.
Payal Aurora weet veel te vertellen over mediagebruik in niet-westerse landen en bij arme bevolkingsgroepen op een juist hele nuchtere manier, dus zonder er grote idealen aan te koppelen. Zoals wordt beschreven op de website van de uitgever: “After immersing herself in factory towns, slums, townships, and favelas, Payal Arora assesses real patterns of internet usage in India, China, South Africa, Brazil, and the Middle East. She finds Himalayan teens growing closer by sharing a single computer with common passwords and profiles. In China’s gaming factories, the line between work and leisure disappears. In Riyadh, a group of young women organizes a YouTube fashion show.” Ze probeert een genuanceerd beeld te geven: deze jongeren kunnen door de nieuwe media hun stem laten horen, maar ook neemt polarisatie toe en romantisering. Fake news en allerhande conspiracy neemt een vlucht. En steeds weer worden de basale wensen en behoeften makkelijk uitgebuit, bijvoorbeeld porno doet het simpelweg enorm goed. Zeker op het gebied van romantiek zijn de jongeren geneigd veel van hun priveleven publiek te maken, wat vooral betekent dat ze kwetsbaar zijn. Denk aan revenge porn of uberhaupt gelinkt zijn met iemand die op zoek is naar wat anders dan jij op seksueel gebied.
Waarom dan toch al die mooie verhalen en idealen? Waar zijn die grote techbedrijven dan naar op zoek? De grote bedrijven willen daarmee hun markt vergroten en nieuwe (opkomende) doelgroepen incorporeren in hun wereldwijde imperium. Zoiets als het ‘gratis’ weggeven van allerlei laptops en het aanleggen van internetverbindingen helpt in de toekomst weer millioenen gebruikers bij hun dienst te krijgen. Er is daarbij ook veel gelegen aan de dataverzameling van de grote online multinationals – juist ook van de millioenen mensen die in de achterbuurten en sloppenwijken wonen. Gebruikersdata, vooral door het tracken over allerlei platformen heen, is ontzettend waardevol. En de mogelijkheden van identificatie in dienst van controle en surveillance, ten bate van het diagnostiseren en doorlichten van de populatie is ook voor politie en overheid heel wenselijk. Redenen om toch voorzichtig te zijn met het overgeven aan deze multinationals met hun zogenaamde goede bedoelingen. Uiteindelijk gaat het om het simplificeren, indelen, berekenen, bijhouden van mensen, wat ze ontmenselijkt. En al helemaal niet de grote cooperaties zouden de filters moeten zijn van wat er wordt bijgehouden, gevonden, gecontroleerd, opgeslagen. Privacy en veiligheid staan misschien bovenaan de agenda, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht voor degenen die het toch al niet makkelijk hebben.
Mocht je het wat overdreven vinden, kijk dan eens naar het creditsysteem dat in China is ingevoerd. “China’s Social Credit System is being built on an already existing system – Sesame Credit , owned by Alibaba, the eBay of China. This gamelike application helps document a person’s actions on the site and provides a total score of the “goodness” of the individual. The person can then share this profile with his or her family and friends. Users are encouraged to make decisions about whether or not to interact with other users based on their credit scores. This is not an unprecedented idea. Since the Mao era, the Chinese government has maintained the Dang’an system, which closely monitors each citizen in every aspect of their daily lifes.” Alibaba ging ook samenwerken met Baihe, de grootste Chinese matchmaking service. Het doet alles bij elkaar toch echt aan Black Mirror denken (met name serie 2) wat betreft de orwelliaanse taferelen die Payal aanhaalt bijvoorbeeld in relatie tot de KFC in Hangzhou.
Er zit een rode draad in alles waar Arora over schrijft: namelijk de nog altijd aanwezige kolonialisering. “The various templates about the global poor today – as blank slates, criminals, deviants, virtuous beings, entrepeneurs, self-organizers, victims, and more – is a testament to the mystification strategies at play in the framing of this vast populace. {…] Since colonial days, mass media in developping countries have been used to propagandize the ideologies of the privileged as if they should be the values of the mainstream. This sustained equality. Even after independence from colonial powers, many of these nations were ruled by international media conglomerates, such as Rupert Murdoch’s media empire, and there is still heated debate about who has the real power – the nation-state or the international cooperation. Either way, the mission to normalize the interests of the elite as the interests of the mainstream has persisted.” Een wat Vebliaans perspectief dus op hoe de grote techbedrijven en media-elite er alles aan doet om hun belang (impliciet) tot algemeen geldende norm te maken, met alle onderdrukking en kolonialisatie van dien. Een uiterst waardevolle en vrij fundamentele kritische noot bij allerlei zogenaamd emanciperende tech-idealen en ‘bottom of the piramid’ onderwijsinnovaties op basis van praktijkverhalen van iemand die er zelf middenin heeft gezeten.