Dit boek gaat over de uitdaging om geduldig te zijn. Een actuele uitdaging, zo maakt Joop Berding met verwijzingen naar andere schrijvers duidelijk: we leven in een tijd van ‘snel, snel, snel’, met het risico op ‘doldraaien’. Ook is het actueel als je kijkt hoe tegenwoordig mensen ontzettend tot geduld veroordeeld kunnen worden, zoals bijvoorbeeld in asielzoekerscentra gebeurd. Het heeft Berding aan het denken gezet. Zeker ook in relatie tot ons hedendaagse onderwijs. Er is veel ongeduld in het onderwijs. Zeker wanneer bijvoorbeeld de druk groot is om leerdoelen te behalen en de lesstof erdoor te krijgen, terwijl leerlingen andere prioriteiten hebben en niet altijd opletten en meedoen. Berding verkent de hedendaagse uitdaging van geduld in het onderwijs door in gesprek te gaan met Hester IJsseling, Hanke Drop, Trudy Jongenotter, René Stoeten, Jeannette Berckenkamp, Ester Rietveld, Liesbeth Breek, en Per-Ivan Kloen. Ze hebben allemaal praktijkervaring vanuit verschillende rollen binnen het onderwijs. Ze hebben ook duidelijk allemaal interesse in het ontwerp geduld, en er ook al zeker wat over gelezen en nagedacht. Dat maakt ze volwaardige gesprekspartners van Berding. Geduld wordt door hen geassocieerd met een soort matigheid, bijvoorbeeld bij conflicten, of bij de continu aanwezige ‘social media’, maar zeker ook bij de tegenwoordige grote nadruk op prestaties en resultaten. Geduld heeft onder meer te maken met volharding, wachten, vertrouwen hebben. Belangrijke zaken voor het onderwijs. Geduld is iets wat zowel docenten als leerlingen moeten kunnen opbrengen maar die ook vaak genoeg op de proef wordt gesteld.
Gelukkig kan je geduld beoefenen. Dan gaat het om het om afwachten, terughoudend zijn, het belang van ritme ook, en het bewaken van grenzen. Termen als mindfulness, het nemen van een adempauze, maar ook luchtigheid en humor maken duidelijk hoe geduld op een positieve manier zijn uitwerking kan hebben. Ook maakt Berding in zijn boek de link naar ‘pedagogische tact’ (Stevens, van Manen), of ook de inzichten van Meirieu, Biesta en Korczak waaraan Berding zich verwant voelt. Bij Bollnow vindt hij daarnaast een opvatting van geduld als geborgenheid, gericht op gemeenschap en verbondenheid. Ook daar is een mooie positieve opvatting van geduld te vinden als een zekere sociale inschikkelijkheid en verdragen. Het laat goed Berdings pedagogische voorkeur zien, die hij enerzijds nog wat verder verdiept door de oefening in geduld vanuit diverse religies te bespreken, en anderzijds door het te koppelen aan filosofische inzichten van onder andere Bergson en Heidegger. Daarnaast benadert hij het onderwerp ook heel persoonlijk door eigen ervaringen te bespreken. Overal is zijn uitleg helder, toegankelijk, en prettig leesbaar.
Interessant is dat het boek ook nog ingaat op Nederlandstalige filosofen die nog steeds, of tot niet zo heel lang geleden nog, belangrijke posities hadden aan de Nederlandse universiteiten. Zoals Paul van Tongeren, emeritus hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Radboud universiteit. Maar ook Cornelis Verhoeven, waaraan dit boek in zekere zin een eerbetoon is, zoals Berding zelf schrijft. Verhoeven wordt beschreven als een filosoof die wenste te ‘wonen in geduld’. Geduld is daarbij een soort ethiek. Geduld (en zeker geduldige filosofie) moet volgens hem dan ook niets oplossen, of geen kennis tot gevolg hebben of als doel worden gezien. Het is iets wat helpt om uit vanzelfsprekendheden te breken. Het maakt geduld tot een (kans tot) doorbreking van het gewone, algemene, alledaagse. Verhoeven keert zich tegen ‘algemene ontwikkeling’ waar het onderwijs toch vaak naar op zoek is. Verhoeven pleit voor een zekere passiviteit, contemplatie, als ‘eindeloze uitstel van de identiteit’. Uitgestelde berusting, uitgestelde opstandigheid, opschorting. Jaques De Visscher, die ook emeritus hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen was, verwijst naar Verhoeven in zijn eigen werk en spreekt dan over beschouwelijkheid en (een vorm van) passiviteit. Of het je nu aanspreekt of niet, en al zou je de verdere consequenties voor het denken over onderwijs op basis van het werk van Verhoeven nog verder kunnen uitwerken, het is een sterke positie omtrent geduld in dienst van verwondering die Berding hier te berde brengt. Ook wel ‘het radicaliseren van de verwondering’, zoals Verhoeven het noemt.
Maar wat na het lezen van het hele boek overblijft, is echter vooral een vrij caleidoscopisch beeld van waar je (vooral vanuit de pedagogie) aanknopingspunten zou kunnen vinden als het gaat om het nadenken over geduld. Wat resteert zijn toch vooral diverse inzichten en verwijzingen die op een of andere manier het pedagogische denken en doen omtrent geduld raken. Bijvoorbeeld het citaat van Theo Thijssen (ook hier te vinden als onderdeel van de bespreking van het boek waar het in voor komt), wat waarschijnlijk bij velen sympathie kunnen oproepen, en ook het gedicht dat bij IJsseling thuis hangt (gebaseerd op Rilke’s Brieven aan een jonge dichter): prachtige zinnen die verder evenwel niet echt worden uitgeplozen. De uitspraak ‘geduld is een schone zaak’ blijft makkelijk terugkeren en wordt niet verder doordacht (wat voor kunst of schoonheid is hier in het geding?). En ook het idee dat geduld een deugd zou zijn komt langs, maar wordt niet naast andere deugden gezet of verder uitgediept. De technieken die ongeduld bevorderen worden niet zo duidelijk geanalyseerd. Het blijft, zoals Berding zelf ook schrijft, een open zoektocht op basis van zijn eigen persoonlijke reflecties en theoretische voorkeuren. Een soms wat vrijblijvend aandoende zoektocht. Een uiteindelijke stellige hedendaagse positie omtrent geduld is bij Berding niet te vinden, al zou je die op basis van de talloze interessante referenties wel kunnen verwachten. De mogelijkheid daarvoor die Joke Hermsen biedt (een combinatie zoeken tussen een persoonlijke onthaasting en een meer politieke/maatschappelijk ongeduld) voldoet daarvoor niet, ook al past dit zo goed bij het standpunt Arendt waar Berding zich al zoveel in heeft verdiept.
Berding koos kortom voor een voorzichtig pleidooi voor, en subtiele waardering van, nét een beetje meer vertraging en aandacht dan dat we over het algemeen in het reguliere onderwijs en de dagelijkse opvoeding vinden. Net zoals ook het schrijven van dit boek, en ook het bespreken daarvan, een vorm van vertragen en aandacht opbrengen is (zoals in gesprek met Kloen ook langs komt). Met als verantwoording dat we daarmee de balans weer iets meer in evenwicht kan worden gebracht in een tijd waarin ongeduld soms wordt opgeroepen zonder dat het gepast is. Het maakt het een boek waarmee je weer even bewust kan worden van van het belang van geduld. Waarna je misschien ook het geduld weet op te brengen, zoals in het gesprek met IJsseling langskomt, om nog weer verder geduldig te worden. En jawel, misschien past een dergelijke hele open, rustige, en níet zo stellige zoektocht nu juist wel heel goed bij het thema geduld?