Het onderwijs is in een crisis. Het moet radicaal anders. Op zoek dus naar een andere opvatting van wat een kind is. En ook op zoek naar een andere rol van de school binnen de maatschappij. Het gaat volgens deze schrijvers helemaal niet goed gaat met onze maatschappij. De maatschappij is ziek. Imperialisme, racisme, onderdrukking en onderlinge competitie voeren de boventoon. En dat zie je helaas direct terug in het onderwijs. Het onderwijs is daarnaast ook veelal irrelevant en onmenselijk. En dan is radicaal ander onderwijs wenselijk.
Vandaag de dag is dit boek allereerst een prachtig overzicht van het kritische onderwijsgeluid in Amerika rond 1969 wanneer dit boek werd gepubliceerd. Bekende namen komen langs in korte kernachtige hoofdstukken. De thema’s zijn nog altijd relevant ook voor vandaag de dag. Al is de vraag of het nog altijd allemaal zo radicaal is. Het is geschreven met oog op de daadwerkelijke praktijk, met veel anekdotes, en tegelijk met een frisse theoretische blik. Er is kortom veel in te vinden en voor iedereen in het onderwijs wat uit te halen.
Het eerste deel bestaat uit stukken van James Herndon, Jonathan Kozol, John Holt en Jules Henry. Het zijn verslagen van hun eigen ervaringen in scholen. Ze beschrijven de alledaagse praktijk. Alle vier hebben ze diverse prachtige boeken geschreven over onderwijs die ontzettend de moeite waard zijn. Wat in hun bijdragen opvalt is dat ze benadrukken dat de leerlingen allerlei strategieën hebben om school door te komen. Strategieën om bijvoorbeeld niet te hoeven laten merken dat ze iets niet weten als daarnaar wordt gevraagd. Strategieën die voortkomen uit hoe ze in de scholen worden behandeld en bevraagd, maar die helemaal niet in dienst staan van het daadwerkelijke leren of ontwikkelen. Het zijn enkel maar strategieën om zichzelf uit lastige situaties te ‘redden’. Het is ook vandaag de dag heel herkenbaar als je hier oog voor hebt bijvoorbeeld op een middelbare school, ook al zijn de omstandigheden heel anders dan wat in die tijd in Amerika. Veel van het gedoe in de klas gaat ook hier helemaal niet over het daadwerkelijk leren. Ook nu zien we leerlingen vaak genoeg proberen om het beste van te maken van de situatie in de klas en vooral de dagen goed door te komen en de toetsen te halen. Het gaat de leerlingen toch vaak vooral over het vinden van een manier om goed door het hele onderwijssysteem heen te komen.
En dat is niet zo gek als de onderwijsinhoud vaak niet als relevant en interessant wordt ervaren door de leerlingen. Het zou zo mooi zijn als de lesstof niet los staat van het dagelijkse leven en de problemen die zich daar voordoen. Mario D. Fanitini en Gerald Weinstein, evenals Sylvia Ashton-Warner zoeken de oplossing in respectievelijk ‘contact’ maken en in meer ‘organisch’ lesgeven. Het blijkt in de praktijk een zoektocht te zijn waar geen eenvoudige lesplannen of aanpak voldoen. Is er überhaupt een meer algemeen (filosofisch) punt te maken waar onderwijs inhoudelijk dan over zou moeten gaan om het relevant te maken? Dat vraagt Neil Postman zich af in zijn bijdrage aan dit boek. Het blijft ook echt bij vragen. Er is speciaal een pagina leeg gehouden zodat je zelf je eigen vragen kan invoegen. Het klinkt misschien wat flauw maar zijn punt is sterk. Iedereen zou zelf moeten nagaan wat nu echt de relevante vragen die in het onderwijs aan bod zouden moeten komen. Probeer er zelf maar eens een paar te noemen en vraag je af in hoeverre dat in het onderwijs nu een plaats krijgt. Dat Neil Postman daar zelf ook wel een filosofische invulling van gaf komt niet aan bod. Hier wordt juist de praktische zoektocht naar alternatieven zonder uiteindelijke conclusie benadrukt.
En bij die alternatieven staat voorop dat ze níet als een innovatie traject van het bestaande onderwijs moeten worden gezien. Onderwijs zelf moet meer fundamenteel ter discussie staan. En dat is waarschijnlijk ook de bedoelen van de kleine schetsen van voorbeelden die door Joseph Featherstone en Omar Khayyam Moore worden gegeven. Maar hoe goedbedoeld ook, het kan allemaal vandaag de dag niet meer echt prikkelen. Het gaat om een meer ‘vrije’ leeromgeving, een iets andere opzet, met bij hen een nadruk op het primair onderwijs waar zoiets toch al meer gangbaar is. Het idee dat het meer creatief kan, in een meer responsieve leeromgeving, is nu juist zo vaak een uitgangspunt voor onderwijsinnovatie. In de tijd dat het geschreven werd had het een heel andere lading. En al blijft het pleidooi en voorbeeld voor goede scholen in achterstandswijken (in het boek gaat het over de ‘ghetto’) zoals Evans Clinchy, Farnum Gray, Herbert Kohl en mensen achter de toenmalige CAM Academy nog zo interessant, je moet echt op zoek naar aanknopingspunten om er voor deze tijd iets uit te halen dat nog echt als alternatief kan gelden voor het onderwijs dat we kennen.
Wat wel onverminderd interessant blijft is de theoretische insteek (die hij goed naar de praktijk vertaald) van bijvoorbeeld Paul Goodman. Van hem is een artikel opgenomen waarin hij ervoor pleit leerlingen volledige vrije keuze te geven: dat ze bij het hele onderwijs zelf mogen kiezen wat ze doen en dingen uit kunnen proberen. En net zoals Goodman in hele eigen stijl en met een sterke denkriching nog altijd weet te boeien, zo ook bij McLuhan, waarvan een stuk is opgenomen waarin hij aangeeft dat we veel meer gebruik moeten maken van alle media die al om ons heen in de wereld zijn dusdanig dat het onderdeel wordt van ons bestaan (en niet iets aparts in een schoolgebouw). Juist hun eigen vrij radicale visie helpt buiten de bestaande kaders te denken als het gaat om onderwijs. En zo ook bij Kenneth B. Clark die wil dat onderwijs helemaal opnieuw wordt vormgegeven met oog op het publieke belang: het zou volgens hem resulteren in heel veel verschillende (concurrerende) onderwijsinstellingen en een vitaal en dynamisch onderwijslandschap.
Misschien nog wel de belangrijkste tendens die zichtbaar is in het boek is hoe het benadrukt dat school van en voor de ‘community’ is. Er spreekt een ideaal van democratisering (of wat we nu commoning zouden noemen) uit. Heel expliciet bij Preston Wilcox die vond dat school dan ook echt in handen van die community moest komen en dat bijvoorbeeld ouders moesten veel meer moeten worden betrokken bij de scholen. Het wordt het dusdanig krachtig neergezet en uitgewerkt dat het betekent dat echt het onderwijs zoals we dat kennen zou ophouden te bestaan. Vaak zijn dit soort ideeën nu heel afgezwakt makkelijk toepasbaar gemaakt binnen het onderwijs waar het hier (nog) probeert een alternatief voor te schetsen. Ook als het gaat over de inbreng van de leerlingen zelf binnen het onderwijs. En al weet ook Edgar Friedenberg goed ervoor te pleiten dat de leerlingen meer zeggenschap zou moeten krijgen, veel overtuigender is het als in deze bundel teksten leerlingen zelf aan het woord komen. In klare taal beschrijft het ‘Montgomery County Student Alliance’ (blijkbaar had Norman Soloman daarbij een belangrijke rol) wat ze merken dat er mis is met het onderwijs vanuit het perspectief van de leerlingen (onder andere de angst die regeert, vervreemding, oneerlijkheid) en zet daar 24 veelal niet mis te verstane punten tegenover om verbetering te realiseren. Het zijn ook nu nog concrete punten waar in al die jaren nog veel te weinig mee is gedaan: dit is een ultiem voorbeeld van en voorstel tot werkelijke zeggenschap van leerlingen.
Wat nog altijd als voorbeeld voor een dergelijk meer radicaal alternatief wordt gezien is het werk op Summerhill waarover een vrij objectief rapport is opgenomen in dit boek. Die aanpak is gerelateerd aan de First Street School waarover ook een mooie bijdrage is opgenomen van George Dennison in dit boek. Hier is het onderwijs volledig vrijwillig, zonder beoordelingen of cijfers, wel aandacht voor zelf-correctie en ontwikkeling. Ook bij Fernwood, waar Elizabeth Monroe Drew over schrijft is er ontzettend veel vrijheid voor de kinderen en ontstond er een interessante leeromgeving (al kon het experiment maar kort duren). En hoewel Anne Longs bijdrage over haar ervaring op de toen bestaande The New School in Vancouver nog het meest de problemen duidelijk maakt die bij dat soort vrij onderwijs voorkomen, benadrukt ook juist zij dat de daar gehanteerde focus op “involvement” wel degelijk de weg is naar fundamenteel ander onderwijs ondanks of juist doorheen alle moeite die het kost. Hier lijkt kortom in de verschillende teksten uiteindelijk (soms tussen de regels door) het antwoord te liggen op de vraag hoe onderwijs wél relevant en gericht op leren wordt. En als die verandering kan plaatsvinden bínnen het bestaande onderwijssysteem, dan kunnen we uit Longs voorbeeld halen dat dit voornamelijk ging naar mate de docenten (in haar geval 3) een echt collectief vormden. Waarmee het kortom een soort co-operatieve school werd. Iets wat vandaag de dag ook zeker nog tot de verbeelding zou kunnen spreken.
Al met al geeft dit boek dus een mooi overzicht van wat er in die tijd speelde in meer radicale onderwijskringen en een grote nadruk op de daadwerkelijke praktijk in Amerika en kunnen we er nog wat interessante voorbeelden en overdenkingen uit halen voor vandaag de dag. De samenstellers Ronald en Beatrice Gross zijn zelf ook niet de minsten als het gaat om interessante publicaties over onderwijs en hebben de belangrijke stemmen in het meer radicale onderwijsdebat in dit boek prachtig bij elkaar gebracht. Goed om te zien hoe zowel leerlingen als docenten, zowel landelijke scholen als stedelijke scholen worden besproken, en dat ook mensen uit diverse culturen en met verschillende huidskleuren bijdragen leveren. Er spreekt een energie en oprecht bevragen van het onderwijs uit wat je helaas maar weinig vind in boeken over onderwijs.