Een deel van de mensen zal zich neerleggen bij hoe ‘het nou eenmaal is’. Ze denken dat scholen nou eenmaal zijn zoals ze zijn. Het onderwijs beleid hebben we het nu eenmaal mee te doen. Het belangrijkste is dan om het beste te doen om zo goed mogelijk onderwijs te realiseren binnen de mogelijkheden die er zijn. Want de politiek is toch nou eenmaal de politiek, en we zitten nu eenmaal in het huidige tijdsgewricht met de bijbehorende maatschappelijke uitdagingen en daar ga je niet zomaar even wat aan veranderen.
Maar voor bepaalde mensen is deze opvatting juist iets om je radicaal tegen af te zetten. Vooral níet neerleggen bij hoe het nou eenmaal is! Nooit als een mak schaapje slaafs je taken uitvoeren! Marcuse geeft je een behoorlijk doordachte filosofie om een dergelijk perspectief in algemene zin te onderbouwen. Hij denkt dat het van onmiskenbaar belang is om de heersende maatschappelijke belangen níet te accepteren. Om daar vragen over te stellen, om het in twijfel te trekken, en vooral om verzet uit te oefenen.
Want die heersende maatschappij is ‘vervreemdend’. Acceptatie van de maatschappij zoals die is, betekent afscheid nemen van elk vermogen om je af en toe aan die vervreemding te onttrekken. Vervreemding is dat je helemaal geïndoctrineerd bent, gemanipuleerd wordt, niet eens weet wat je echt wilt of hoe je dat kan bereiken. We hebben een vervreemdend bestaan opgedrongen hebben gekregen en wij moeten zelf in ons bestaan er dus juist alles aan doen om die vervreemding te boven te komen. Ook al vinden we een complete ontplooiing en bevrediging binnen die vervreemding, of júist dan. Eruit! Ertegenin! Weiger om nog langer mee te doen! Wij zijn volgens Marcuse dan wel in een vervreemd bestaan opgeslokt, maar er zijn heus nog wel sporen te vinden voor een bestaan wat zich hieraan ontworsteld. Het betekent alleen dat je erg je best moet doen om die sporen te vinden en dat je veel energie moet steken in het volgen van die sporen. Maar het is noodzakelijk. Het betekent dat je misschien tegen je eigen wensen en behoeften in moet proberen te gaan om uit te vinden of dat wel echte behoeften zijn. Probeer een iets op het spoor te komen waarvan je zeker bent dat het écht is: dus niet ingeprent of aangepraat. Hoe? Stel vragen! Neem niet te gemakkelijk is voor waar aan!
Voor ieder bewust levend mens, voor ieder mens met een geweten, voor ieder mens met levenservaring, die het heersende maatschappelijk belang weigert te accepteren als de hoogste wet voor zijn denken en gedrag, is de gevestigde orde van behoeften en hun bevrediging een feit, waarover hij zich vragen behoort te stellen – vragen naar wat echt en onecht is. … In laatste instantie moet de vraag wat echte en wat onechte behoeften zijn beantwoord worden door de individuen zelf, maar dit pas in laatste instantie – d.w.z. indien en wanneer zij vrij zijn om een eigen antwoord te geven. Zolang men hen in een toestand houdt waarin zij niet in staat zijn tot autonomie, zolang zij geïndoctrineerd en gemanipuleerd worden (tot en met zelfs in hun instincten), zólang kan hun antwoord op deze vraag niet als hun eigen antwoord beschouwd worden. … Hoe rationeler, productiever, technischer en meeromvattend het repressieve bestuur van een samenleving wordt, hoe minder men zich kan voorstellen op welke wijze de bestuurde individuen de boeien van hun slavernij zouden kunnen slaken en hun eigen bevrijding zouden kunnen bewerkstelligen.
Het is daarmee een sterk onderwijsfilosofisch getint boek. Het behelst een filosofie die een eigen bevrijding tot doel heeft, die een dergelijke toestand kan doorgronden en tegen indoctrinatie en manipulatie in kan gaan. Het wil een theorie geven die dit steekhoudend uiteen kan zetten en daardoor een weg hieruit kan aanwijzen. Voor Marcuse kan dit enkel door middel van een dialectisch denken dat als therapeutische filosofie wordt ingezet, een bevrijdende dialectiek. Dit is de sterk filosofische en ook wel moeilijke kant van zijn verhaal.
De dialectische definitie definieert de dingen in hun beweging van datgene wat ze niet zijn naar datgene wat ze zijn. … De dialectische logica maakt de abstracties van de formele logica en van de transcendentale filosofie ongedaan, maar ze ontkent tevens de concreetheid van de onmiddellijke ervaring. In zoverre deze ervaring zich neerlegt bij de dingen zoals ze zich aan ons voordoen en zoals ze toevallig bestaan, is zij een beperkte en zelfs valse ervaring. Zij bereikt haar waarheid als ze zichzelf bevrijd heeft van de bedrieglijke objectiviteit, die de factoren achter de feiten verhult – d.w.z. als ze haar wereld ziet als een historische wereld waarin de bestaande feiten het werk van de historische praxis van de mens zijn. Deze praxis (intellectueel en materieel) is de werkelijkheid in de gegevens van de ervaring; het is tevens de werkelijkheid, die door de dialectische logica begrepen wordt. … Ze is in tegenspraak met de gevestigde orde van mensen en dingen ten bate van bestaande maatschappelijke krachten die het irrationele karakter van deze orde onthullen – want ‘rationeel’ is een wijze van denken en handelen die erop uit is om onwetendheid, vernietiging, wreedheid en onderdrukking te verminderen.
Dat is misschien nogal pittig voor de doorsnee docent of geïnteresseerde onderwijsdenker, maar zal toch ook wel weer veel mensen kunnen aanspreken (wie is er nou vóór wreedheid en onderdrukking of tegen de werkelijke ervaring! En het biedt nog eens wat om over na te denken!). Hij schrijft over de voortschrijdende ‘knechting van de mens door het productie-apparaat’, hetgeen levens ruïneert van degenen die dit apparaat opbouwen en gebruiken. Maar ook over de geproduceerde spullen om ons heen (de media, de producten, de gadgets, de apparaten, de machines, de computers, …) die alles behalve een soort neutraal geheel vormen. De mogelijk bevrijdende kracht van de technologie wordt vooralsnog met name omgezet in een instrumentalisering van de mens. De wetenschap heeft dankzij haar eigen methode en begrippen een wereld ontworpen waarin ‘de beheersing van de natuur verbonden is gebleven met de beheersing van de mens – een band, die voor deze wereld in haar geheel wel eens noodlottig zou kunnen zijn.’ De rationele hiërarchie versmelt met het sociale. Dit is het eendimensionale denken, dat is wat de titel al beschrijft, hetgeen de centrale analyse is van Marcuse. Een wereld van formalisering en functionalisering. En hier zijn we in zekere zin allemaal de dupe van. Dit creeërt die vervreemding.
Juist de jeugd weet waarschijnlijk in zijn wat vrijere en dynamische natuur aansluiting te vinden bij alles wat zich hieraan probeert te ontworstelen. Zij zijn nog niet volledig geïncorporeerd. Ze ‘staan nog marginaal’. Simondon citerend komt Marcuse tot een beschrijving van de daad tot bevrijding: ‘De mens bevrijdt zich van de situatie, waarin hij dienstbaar is aan de finaliteit van alles, door te leren finaliteit te scheppen, een “gefinaliseerd” geheel te organiseren dat hij beoordeelt en waardeert, om niet passief een feitelijke integratie te hoeven ondergaan.’ Om niet opgeslokt te worden, moet men de grenzen van de opslokking in kaart brengen, de eindigheid daarvan laten zien. Om je ergens aan te ontworstelen moet je op zoek gaan naar waar de uitgang of eindigheid die daarvoor zich aandient. Maar die vinden we alleen als we kijken naar de botsing van tegendelen, daar waar het establishment daadwerkelijk botst op het niet-establishment (of anti-establishment), in de tegenstelling tussen de ‘feitelijke werkelijkheid’ en ‘waarheid’. Op die manier kunnen we inzicht krijgen in datgene wat ‘buiten’ de reguliere maatschappelijke tegenstellingen om een werkelijk alternatief biedt. Men moet, zoals ook in de intermediair door Bart van Steenbergen werd geschreven toen het boek net verscheen, op zoek naar de volstrekte antithese. En daarvoor moet men op zoek naar het buiten-maatschappelijke, de extreme negatie, of in woorden van Marcuse ook ‘de grote weigering’. Een weigering dus van de huidige maatschappij of onze rol daarin.
Marcuse stelt zich bijvoorbeeld voor dat we alle reclame en indoctrinatie afschaffen. Hij denkt dat dit een traumatische ervaring zou zijn. Vermaak en opvoeding zou ontnomen worden. Het systeem zou desintegreren. Het zou noodlottig zijn vanuit ons normale perspectief. En toch: pas dan zou men een nieuwe beschrijving van de behoeften kunnen aanvangen. Onderdrukte ervaringsbehoeften zouden tot leven komen. Pas dan komen we misschien onder de vervreemding uit.
Eenzelfde weigering kenmerkt Marcuses houding ten opzichte van de doorsnee onderwijsdenkers en in onderwijs ingebedde uitgangspunten en heersende structuren. Piaget wordt aangehaald en bekritiseerd om zijn uiteindelijk erfelijke en biologische structuur. Dewey wordt volgens Marcuse al te gemakkelijk ontzenuwd. Plato en Rousseau en alles daartussen wordt ‘opvoedkundige dictatuur’ genoemd die repressie nodig acht om vrijheid te bereiken (repressieve vrijheidsideologie dus) verklaart niet waar die tijdelijke onderdrukkers het recht vandaan halen, op welke manier zij aan de vervreemding ontsnapt zijn en hoe zij iets dergelijk hebben bereikt (in Ethics and Revolution uit 1964 wordt dit verder uitgewerkt): het bij hen aanwezige uitgangspunt van een ontwikkeling naar vrijheid door middel van onvrijheid is voor Marcuse niet wenselijk. Een imperatief moet niet onderdrukking tot gevolg hebben maar praxis. Geen theoretisch leven als bij Aristoteles maar een subversief leven om overheersing te doorbreken. Toch wordt niet al het onderwijs verworpen. De omkering van de vervreemdende tendens zou volgens Marcuse wel degelijk in het onderwijs en opvoeding, bij leraren en leerlingen kunnen liggen. Maar dan als zelf opgelegde taak, aldus het opstel repressieve tolerantie, wat ook op bovenstaand thema verder ingaat, waarmee het een vorm van politieke opvoeding betreft in de vorm van een tegenopvoeding. Een citaat uit dit opstel ter verduidelijking:
“Dat betekent dat wat vroeger neutrale, waardevrije en formele momenten van het leren en doceren waren, nu op hun eigen gebied en krachtens hun eigen recht een politieke betekenis krijgen: de feiten en de hele waarheid te leren kennen en te leren begrijpen, dat betekent in elk opzicht radikale kritiek, intellectuele revolutie. In een wereld waarin de menselijke vermogens en behoeften geremd of vervormd worden, leidt autonoom denken tot een ‘vervormde wereld’: tot tegenspraak en tegenbeeld t.o.v. de gevestigde wereld van onderdrukking.”
De opvoeding biedt nog een ander voorbeeld van bedrieglijke en abstrakte tolerantie die zich als konkreetheid en waarheid vermomt: wat wordt samengevat onder het begrip ‘zelfrealisatie’. Vaak wordt over het hoofd gezien wat onderdrukt moet worden, voordat men een zelf, zichzelf kan zijn. … De reklame voor zelfrealisatie maakt dat beide worden uitgeschakeld, en ze bevordert een bestaan in de onmiddelijkheid die in een regressieve maatschappij … slechte onmiddelijkheid is. Ze isoleert het individu van die ene dimensie waarin het mogelijk is ‘zichzelf te zijn’; de dimensie van zijn politiek bestaan, dat de kern van zijn gehele bestaan vormt.
In ‘De eendimensionale mens’ wordt daarbij welliswaar Von Humboldt genoemd, maar enkel in verband met taal (en niet vanwege zijn opvatting om Bildung die bij het bovenstaande niet vol te houden is): om te komen tot een taal die zoals Marcuse later schrijft niet gezuiverd moet blijven (puur exact, nauwkeurig) of enkel moet worden teruggebracht tot omgangstaal (normaal taalgebruik, zoals op straat). Taal moet bij Marcuse iets tot stand brengen, het denken over taal waar Wittgenstein met name aan heeft bijgedragen. Taal kan ook het meest onmenselijke en verschrikkelijke normaal maken, dus dit behelst een risico, we moeten hier heel behendig mee om zien te gaan. Taal moet kan in dat geval ook juist genezen: de illusies en duisterheden aan de kaak stellen. Dit betekent ook dat filosofie in de huidige tijd de gegeven feiten intellectueel moet oplossen en zelfs omver werpen. Als mensen nu denken hun eigen taal te spreken, spreken ze namelijk gelijk ook de taal van hun meesters. De gevestigde taal moet (juist ook met behulp van filosofie) zelf uitspreken wat ze verhult en buitensluit. Karl Kraus wordt hier aangehaald als voorbeeld. Het verschil tussen zin en onzin, tussen legitiem en niet-legitiem taalgebruik is een esthetisch, moreel en politiek oordeel. Het is ideologisch, en laat die ideologie therapeutisch zijn. Taal is ‘op zijn ergst … een vlucht in het niet-controversiele, in het onwerkelijke, in hetgene dat slechts academisch omstreden is’. Dus zo gauw de filosofie ‘academisch’ wordt moeten we ook buiten de filosofie treden. Opdat de filosoof denkt en spreekt voor zichzelf, en daarmee feiten en mogelijkheden vanuit zijn eigen ingenomen plaats maar met en vanuit een gemeenschappelijk gedeelde materiële werkelijkheid, vanuit die wisselwerking geobjectiveerd, komt tot de waarheid van het historisch ontwerp als praxis. Een vrijheid binnen historische noodzaak: geschiedenis maken in relatie tot en vanuit de gegeven omstandigheden.
Dit soort historisch materialisme is zo goed als hopeloos. Het schotelt geen utopische wereld voor of vertelt hoe we allemaal vrij en ongebonden kunnen leven. Eerst en bovenal moeten we weigeren en dan pas valt er iets anders te beginnen. Eerst moet je de stap eruit wagen, voordat de inherente mogelijkheden zich tonen. En toch: juist dan zouden de kwalitatieve verbeteringen kunnen plaatsvinden. Dan kan er een reëele zelfbeschikking mogelijk worden. Het is kortom een kans. De kritische theorie doet niet meer dan die kans aanduiden en het laat de kloof tussen nu en de toekomst bestaan. Het beloofd niets en blijft in laatste instantie negatief. Juist dat moet om trouw te blijven aan het hopeloze en weigerende. Marcuse sluit af met een citaat van Benjamin: “Slechts omwille van hen die geen hoop meer kennen, is ons de hoop gegeven.”. Dat is zo ongeveer de enige hoop die men bij Marcuse kan vinden. Maar misschien ook de enige hoop die men kán hebben. De enige hoop die werkelijk het verschil kan gaan maken.
Pingback: Alexander S. Neill – Summerhill | onderwijs filosofie
Pingback: Douglas Kellner e.a. – Marcuse’s Challenge to Education | onderwijs filosofie
Pingback: Franco ‘Bifo’ Berardi – Futurability | onderwijs filosofie
Graag de blz van het eerste citaat uit de Eendimensionale mans
beste Marc het staat op p26/27 (in de oude uitgave van Uitgeverij Paul Brand)