Docenten moeten zich opstellen als verleiders, die de ‘Klein Duimpjes’ aanzetten tot meer subversiviteit, want alleen in het gezagsondermijnende schuilt creativiteit. Gezagsondermijnend? Subversief? Jawel, dit slimme boekje met prikkelende ideeën kent vooral ook een vrij krachtige ondertoon.
We hebben namelijk geen adequaat idee meer van de leerlingen in de klas. Zoals Serres schrijft: ‘Hun voorvaderen, die met een bloem in hun geweer ten strijde trokken, offereden aan het vaderland de hoop op een kort leven. Zullen de jongeren even gretig op mars gaan nu ze nog zestig jaren in het vooruitzicht hebben?’ Of even verder nadat hij de veranderingen in geneeskunst snel heeft aangestipt: ‘Ze hebben een andere lichaam en leven anders, maar geen enkele volwassene is in staat gebleken hun een daarop toegesneden moraal te leveren.’. Maar vooral: hun ruimte is anders. Ze ‘bewegen zich door een topologische ruimte van nabijheden, terwijl wij leefden in een metrische ruimte die was opgebouwd uit afstanden’. Dit komt door de ‘virtuele wereld’, de mobiele telefoon in het bijzonder. Ze spreken (daardoor) een andere taal, wat hoogst opmerkelijk is. En daarbij zijn ze ook nog eens een individu!
‘Klein Duimpinnetje en haar vriend zijn elk een individu geworden. Het individu, in het begin van onze jaartelling uitgevonden door de apostel Paulus, heeft pas recentelijk het levenslicht aanschouwd. … We waren afkomstig uit een bepaalde streek, hadden een bepaalde godsdienst, een plattelands- of stadscultuur, we speelden in een team, waren ingezetenen van een gemeente, behoorden tot een van de twee seksen, spraken een dialect, waren van een partij, van het vaderland. Onze reis- en beeldcultuur, het internet plus een paar afgrijselijke oorlogen hebben ertoe geleid dat die collectieven vrijwel allemaal uit elkaar zijn gespat.’
Zoals Serres zelf schrijft bij wijze van illustratie, behandelt hij daarom drie vragen voor het onderwijs: wat, aan wie, en hoe moeten we overdragen? We weten het niet! De hele pedagogie (die samenhangt met ontstaan van schrift en boekdrukkunst en nu door nieuwe technologie ook weer moet aangepast) moet op de schop. Heerlijk om dat te gaan uitvinden, aldus Serres! Het enige dat Serres ons biedt, in een wat filosofischere taal:
Onlangs zijn we allemaal, net als zij, veranderd in een Dionysius. … Ons hoofd is van ons weggerukt en in die externe cognitiedoos terecht gekomen. Wat blijft er na de onthoofding achter op onze schouders? Wat daar blijft is de vernieuwde, vitale intuitie. Het onderwijsproces is in de doos gevallen, en wat we overhouden is gloeiende vreugde van het uitvinden.
Hoe moeten we daar concreet in het onderwijs een plaats voor realiseren? Serres bezint zich om dat de beantwoorden voornamelijk op nieuwe technologie. Een nieuw productje is misschien niet zo ingrijpend, maar informatie ineens niet meer op een pagina hebben maar dat het temidden van geroezemoes tot ons komt, dat is wel degelijk revolutionair. Serres toont zich een opmerkzaam beschouwer en uit zijn toon spreekt een haast jeugdige verbazing. Serres schrijft over vraag en aanbod, mobiliteit, bedremmeling, stemmen, lichamen, ordening en rangschikking. Het helpt hem om te suggeren dat we onderwijsruimtes moeten ontwerpen waarin kan worden gecirculeerd, met bewegingsvrijheid, ontdekkingen die het resultaat zijn van serendipiteit.
Hij oriënteert zich daarbij op het denken van Montaigne die schreef dat een goed hoofd te prefereren was boven kennis en wil daarmee eigenlijk maar de hele kennis zelfs gedag zeggen. Die is er toch al, hoewel verspreid. Maar dit is feitenkennis, concepten, met enige abstractie verdwijnen. Die zijn in de informatie economie niet meer nodig omdat opsommingen oneindig worden. Snelheid heeft helderheid ingehaald. We hebben niet meer zo behoefte aan concepten.
Eens te meer geldt dat de orde van het redeneren, die weliswaar van nut blijft maar soms ook verouderd is, ruimte maakt voor een nieuwe rede, die openstaat voor het natuurlijk labyrint van het concrete en afzonderlijke, openstaat voor het vertellen van verhalen.
Op de filosofie site van Uitgeverij Boom heeft René ten Bos een korte inleiding geschreven, waarvan hierbij een treffend stukje.
Is de gedachte dat een leraar de baas is in zijn klas nog aannemelijk als zijn leerlingen met hun apparaatjes zich in heel andere ruimtes lijken te bevinden dan een klas? ‘De vroegere klaslokalen en de oude collegezalen’, schrijft Serres met gevoel voor drama, ‘zijn dood’. Net zo dood zijn methodes, vormen van lineair denken en rationele onderzoeksmethodes. Ook dood zijn de onderwijzers die als verslaafden snakken naar een dosis ‘gezag’. Serres droomt van de school als een wilde lappendeken waar maar één principe geldt: creativiteit is het enige wat er in pedagogisch opzicht toe doet. Dat had hij al jaren geleden uitgelegd in het meesterlijke onderwijsboek Le Tiers-Instruit (1991), dat ik daarom van harte aanbeveel bij iedereen die denkt dat Onder de duim door zijn bondigheid niet genoeg tekst en uitleg biedt. Voor Serres is creativiteit onderdeel van het leven zelf. Men moet niet denken dat het in instituten, ministeries of scholen te vinden is. Scholen moeten daarom zo dicht mogelijk bij het leven staan. Hun bestuurders moeten begrijpen dat het instituut ‘school’ zijn langste tijd heeft gehad.
Verrassend genoeg ziet Serres daarbij geen enkele probleem in het geven van cijfers of een nadruk hierop. Dit is nou eenmaal in de hele maatschappij doorgedrongen en ondertussen circuleren de cijfers zo vrijelijk dat het haast wordt als ‘muzieknoten, melodieus opklinkend in hun onderlinge bewegingen’. In een serie lofzangen laat Serres nog een aantal prachtige twists zien in het denken waar zogenaamd problematische zaken op een verfrissende en inspirerende manier als interessant aanvangspunt voor nieuwe tijden wordt gepresenteerd. Werken is niet waar alles om draait, eerder om werk zoeken. We laten ons niet meer als imbeciel behandelen bijvoorbeeld in het ziekenhuis. De kabaal van de media is een prachtig geheel aan stemmen. Netwerken is tenminste concreter dan een abstracte groepen waar we vroeger in vertoefden. En het is heerlijk om alsmaar op doortocht te zijn en thuis te zijn op een ‘bont tapijt’. Onsamenhangend, ongelijksoortig, wanordelijke complexiteit: connexe veelheden – daar moeten we vanuit vertrekken om het onderwijs, de samenleving, het leven te doordenken en van onderwijs te voorzien. Alleen maar positief is dit niet, maar affirmatief zeker.
Dergelijke connexe veelheden zijn kenmerkend voor onze samenleving, waarin het individualisme, de eisen van personen of groepen en de beweeglijkheid van zowel de virtuele als de materiele locaties een gezamenlijke groei doormaken. … Oké, laat de complexiteit dan maar flink groeien! Daar moet overigens wel een prijs voor worden betaald: de rijen wachtenden worden langer en dikker, de bureaucratie wordt logger, op de wegen zwellen de files aan en het is lastig een goede interpretatie te geven aan genuanceerde wetten die in hun ondoorzichtigheid weer afbreuk doen aan vrijheid.
Als we dit willen begrijpen moeten we een meer algoritmische of procedurele benadering kiezen. Ook in bijvoorbeeld de filosofie. Dit verklaart overigens ook de vorm waarin Serres schrijft. Zoals uit de quotes is de te lezen is het geen standaard filosofisch werk.
Maar dat betekent ook iets voor de codes waarmee we in de werkelijkheid leven, de macht die daardoor wordt uitgeoefend. Serres staat stil bij het paspoort, de naam en ‘ego’. En zie een verschuiving naar macht door middel van data:
Misschien resulteert het in een nieuwe sociaal-politieke ordening doordat er een vijfde macht komt, de macht van de data, die onafhankelijk is van de vier andere: de wetgevende, de uitvoerende, de rechtsprekende en de mediamacht.
Op kennislink.nl wordt Serres (1930) als een van belangrijkste filosofen van onze tijd bestempeld. “Hij geeft les aan de Amerikaanse Stanford University. Volgens hem is het verschil met vroeger groot en zorgt het voor een radicale verandering. Maar gek genoeg is die verandering nog niet overal zichtbaar. De veranderingen gaan veel verder dan het klaslokaal. ‘Het feit dat we bijna allemaal via internet toegang hebben tot kennis verandert onze manier van denken en samenleven,’ zei Serres onlangs in een interview met Vrij Nederland. ‘Ook machtsverhoudingen zullen veranderen. Macht is vaak gebaseerd op bezit van informatie die anderen niet hebben. En iedereen heeft nu met de duim waarmee hij of zij de telefoon bedient, toegang tot alle beschikbare informatie.’”
Pingback: Wouter Pols – In de wereld komen | onderwijs filosofie