Een oproep om een onderwijs vorm te geven dat tot oproer en politieke actie leidt! Het soort oproer dat in dit boek wordt opgehemeld is een positieve, zelfbewuste, doortastende en goed georganiseerde interruptie van ‘business-as-usual’. Het is geen radicale sociale opstand of demonstratie, maar een poging op basis van reflectie, ook op de sociale context, reële en diepgevoelde problemen aan te pakken. Het doel daarvan is uiteindelijk een omvangrijke verandering. Een verandering waarbij mensen niet meer tot ding worden gereduceerd. En waar jongeren hun rol in de maatschappij kunnen vinden. Waar onderwijs ertoe doet voor de dagelijkse uitdagingen. Een soort revolutie dus.
Het is meer dan een oproep. Er is namelijk al onderwijs dat daarop gebaseerd is. Een voorbeeld dat wordt gegeven is het zogenaamde ‘Algebra project‘. Het is een bijzonder project waarbij de studenten elkaar veel helpen, en waar hun sociale realiteit voorop staat. Hoewel dit onderwijsproject specifiek over wiskunde gaat, staat die lesinhoud nooit op zichzelf. De vraag ‘waar is wiskunde voor?’ moet telkens worden gesteld en men zoekt gezamenlijk naar vocabulaire en aanpakken zoekt om de wiskunde eigen te maken en te benutten. Het wordt uitgelegd in meer algemene en daarmee ook in andere contexten toepasbare taal.
It is as strange and inaccurate to say that the purpose of a classroom is to convey or transmit knowledge or skills as it is to say that the purpose of a play is for the audience to know what happens in the story. The story is of course necessary, but the play must also accomplish something real for the actors and audience. It should help to stabilize or hearten or purify or purge or re-form them in some way, as certainly Burke would argue. Both historically and substantially, plays are rituals in which actors and audience participate for collective purposes. A classroom, too, is a kind of ritual. If it is succesfull, it accomplishes an effect, both social and individual, that includes whatever knowledge or skill the students may learn, but that also reaches out to purposes and effect beyond the curriculum. This cold, hard fact about classrooms is obvious. Students and teachers are changede by what they do in schools.
De vergelijking met het theater maakt ook duidelijk waar het dan wel over gaat. Onderwijs wordt een soort oefenruimte (als bij een soort ‘real life’ theater) waar kan worden gepland en uitgeprobeerd. Niet als spel, maar als serieuze repetitie voor de ‘opvoering’ daarna in het publieke leven. Het is ook een oproep die past bij de filosofie van Kenneth Burke, en ook bij Ralph Ellison die het wereldberoemde boek ‘Invisible man‘ schreef. Het is een staat van hibernation, net als de centrale figuur in Ellisons boek zijn bestaan aan het eind van het boek opvat. Onderwijs moet het klaslokaal ontstijgen, het moet een serieuze oefenruimte zijn voor het leven daarbuiten. Iedereen moet autoriteit krijgen, in wisselende vormen, en de docent is een mentor, die de inbreng van een ieder probeert modelleren, en die zorgt voor de link met de werkelijke noden van de betrokkenen. Het doet soms wat denken aan de aanpak van Freire, die ook een keertje in het boek kort wordt aangehaald. Wat normaal als agressief of vervelend gedrag kan worden gezien, kan worden geïnterpreteerd als een ‘extreme sensitivity to the complications of the social differences‘. Dat maakt dat de betreffende persoon niet wordt uitgesloten, en dat deze gevoeligheid serieus wordt genomen en juíst zicht geeft op waar onderwijs over zou moeten gaan. Leren bestaat bij de gratie van een vorm van toewijding, van niet opgeven en nogmaals tot diezelfde problemen terugkeren. Ook wel ‘a demand on oneself‘ genoemd, verwijzend naar Bob Moses (de oprichter van het Algebra project). En als daar anderen in betrokken raken, als ‘a demand on peers‘ dan is dat het begin van politieke actie en dergelijke politieke actie is noodzakelijk in het alledaagse leven in de echte wereld. Dit is kortom de basis van het onderwijs wat hier wordt voorgesteld.
Het is een project dat diep geworteld is in een geschiedenis van de SNCC, zwarte scholen, en het werk van Ella Baker. Het is met name geschreven aan, en komt voort uit, de zogenaamde ‘schools of poverty’ waar les wordt gegeven over het verplichte onderwerp Brown vs. Board maar waar het de jeugd beter bewust maakt van de hedendaagse ‘re-segregatie’ en de jongeren helpt aan hun moeilijke situatie te ontworstelen. Natuurlijk is dat in de achterwijken in Amerika een behoorlijk ander verhaal dan in de reguliere scholen in Nederland: de boodschap – de dagelijkse uitdagingen voor de minderbedeelde jongeren als uitgangspunt nemen voor onderwijs – is breed toepasbaar en ontzettend relevant.
Het boek is aan te raden voor elke docent die het gevoel krijgt dat het gewoon niet lukt om vandaag de dag op school de gewenste ontwikkeling in gang te zetten. Als je het idee hebt dat je in het onderwijs vast zit: je doet je lessen, je doet je dagelijkse bezigheden, maar eigenlijk niemand, inclusief jezelf, is tevreden en het alternatief is niet zo snel gevonden. Leren iets fijns en natuurlijks, maar al de huidige indelingen, classificaties, sorteringen, reguleringen e.d. zitten dat compleet in de weg maar zijn ook niet zomaar te negeren of omzeilen. Wat dan? De auteur, Jay Gillen, denk dat opgeven, of heel opstandig worden, niet zo effectief zijn. Hij denkt dat je het beste kan vasthouden aan je eigen idealen, je persoonlijke voorbeelden. Koester de beelden en woorden die je inspireren. Gillen stelt voor te spreken over onderwijs als ‘iemand het hof maken’. Dan zoek je naar gemeenschappelijke doelen, dan probeer je indruk te maken, dan wil je echt een diepgevoelde persoonlijke band ontwikkelen. Het gaat om rituelen en het voorbij komen aan de simpele tegenstellingen die er misschien zijn. Je kan ook niet helemaal van buiten goed zien wat er gebeurt, het heeft ook veel te maken met wat er vanbinnen op een minder zichtbare manier gebeurt. Daarom moet je het interpreteren. Iedereen mag zijn eigen trucs en stijl meebrengen, moet juist. Dat is misschien een mooi beeld voor onderwijs. Maar heb het hier met elkaar, met iedereen in het onderwijs over. Waarschijnlijk kan je voor jezelf nog wel mooiere of meer persoonlijke beschrijvingen vinden die er voor jou toe doen. En werk toe naar een wezenlijke, omvangrijke verandering waarin niemand meer klem hoeft komen te zitten. Iedereen die met jongeren werkt, weet zich omringd met veranderingen en mogelijkheden. De oproer die de jeugd in zich heeft is altijd aanwezig. Precies dat is waar iedereen in het onderwijs zich op kan richten, als het niet wil vlotten en alles tegen lijkt te zitten. Dat is ‘educating for insurgency‘.