Dit is een prachtig boek over zelf-georganiseerd leren. Het is een overzicht van allerlei initiatieven voor collectief te leren. Het heeft soms wat weg van ‘unschooling’, soms is het een experiment vanuit een regulier instituut. De initiatieven lijken het te begrijpen als parallelle scholen die naast/binnen/onder/tegen/bij reguliere scholen opduiken als onafhankelijk zij-programma meer of minder ver van de reguliere onderwijsinstellingen af. Het is een prachtig uitgegeven boek met ook diverse foto’s en verdiepende teksten.
Sommigen voorbeelden springen eruit en kunnen als mooie praktijkvoorbeelden dienen van onderwijs als meer open en zelfgestuurd collectief project. Jacob Lindgren beschrijf bijvoorbeeld het prachtige experiment dat zich voltrok in the beauburg, tegenovergesteld aan, en onder, het bekende Beauburg (Centre George Pompidou) in Parijs. Een ander inspirerend voorbeeld is ‘The Transparent School’ waar William Street over schrijft. Het is een onafhankelijk en bewust structuurloos onderwijsprogramma (verzameling van plekken en activiteiten, eigenlijk iets wat daar tussendoor plaatsvindt) – in de vorm van gezamenlijke opdrachten. De besproken initiatieven kennen echter ook hele andere vormen, zoals een soort zomerprogramma (The Ventriloquist Summerschool) of een ‘school’ die gestart werd in een garage (A School, A Park). Soms zijn het een soort avondklassen (Evening Class), soms kent het een vrij specifiek doel, bijvoorbeeld ‘upsetting customary modes of thought’ (The Serving Library). In een ander project is er dan weer sprake van een opmerkelijke kritische cursus (Recreating a Women’s School). Een van de besproken initiatieven noemt zich ook letterlijk ‘Parallel School‘. Eigenlijk allemaal zetten ze aan het denken over de speelruimte die er is om met nieuwe creatieve initiatieven te komen als aanvulling op hoe onderwijs in de reguliere instituten eruit ziet. De voorbeelden die aan bod komen zijn gericht op kunstenaars en ontwerpers. Juist bij kunstacademies of ontwerpopleidingen zijn dit soort parallelle scholen de laatste jaren veel opgedoken.
Dat zie je ook terug in het boek van Sam Thorne getiteld ‘School’, wat eenzelfde insteek kent en waar interviews instaan met de oprichters van weer andere initiatieven. Daar zijn weer andere vormen gekozen, zoals bijvoorbeeld een heus alternatief instituut en curriculum (Cátedra Arte de Conducta), een tijdelijke school in een museum (Night School) of The Mountain School die begon in een achterkamer van een bar in Chinatown LA, of een onderwijsproject met een rondreizend verplaatsbaar schoolgebouw (the School of Panamerican Unrest). En dan is er ook nog een laboratorium, residentie, en informele school ineen (Asiko Art School), en een school binnen een school waar ook een apart boek nog over werd uitgegeven (School of Missing Studies). Dat het een internationaal fenomeen is laten voorbeelden uit Palestina (IAAP), Egypte (MASS Alexandria), Beirut (Home Workspace Program), Vilnius (Rupert) en Mexico (SOMA) zien. De bekendste voorbeelden in dit boek zijn waarschijnlijk het bijzondere BHQFU dat begon in/met een limozine als schoolbus en wat nu als een autonome, open, wat chaotische universiteit wordt beschreven. En ook Silent University komt langs, evenals een initiatief van Chto Delat, de Free University waar Jakob Jakobsen startte, of een academy waar Olafur Eliasson bij betrokken was (Insitute for Spacial Experiments). Misschien het mooiste voorbeeld is nog wel OSE in Hackney dat een publiek programma, vrije ruimte, kunstzinnige verdieping, leren en alles probeerde te combineren en waar het collectieve karakter nog het meest voorop lijkt te staan. In het overzicht wordt ook 16beaver genoemd als misschien wel de langst bestaande van de meer bekende van dit soort initiatieven, nog net wat langer bestaand dan het initiatief met misschien de mooiste naam: ‘Exploding school‘ uit London (verwijzend naar het boek ‘Streetwork’ van Colin Ward).
Waarom toch juist nu al dit soort initiatieven? Het zijn manieren en plekken om vrij te komen van de ‘neoliberale’ tendens van het onderwijs wordt genoemd, de nadruk op professionalisering, waar de school een soort fabriek is of plek om slechts onderwijs te consumeren. Al is het meestal niet zo activistisch uitgewerkt als hoe dit type initiatieven eerder in het boekje ‘Contestations’ (Ivison & Vandeputte, 2013) werden beschreven. Er is ontegenzeggelijk binnen het reguliere onderwijs maar beperkt ruimte om te experimenteren, er is weinig verbondenheid, er zijn veel verplichtingen. En deze initiatieven zijn meer tijdelijk en er is veel ruimte om samen te pionieren. En dat heeft toch altijd wel een bepaalde kritische insteek. Dit zijn juist ook de plekken waar zoiets als dekolonisatie van het onderwijs vorm zou kunnen krijgen (Decolonising Design) of waar de ontwerper ontsnapt aan ‘bureaucreativity’ (een tekst van Lorusso getiteld The Designer without qualities gaat daarover). Eigenlijk binnen alle initiatieven wordt nagedacht over de redenen waarom ze bestaan en hoe ze invulling willen geven aan het onderwijs. En dat is ook het mooie: er is daarvoor ook ruimte, om dat samen invulling te geven en daarover na te denken. Het is dus ook een interessant overzicht van allerhande filosofische verwijzingen naar onder andere ‘De onwetende meester’ van Ranciere, ‘Hidden curriculum’ van Kraus e.a., ‘Pedagogy of the oppressed’ van Freire, ‘The undercommons’ van Harney en Moten, of het werk van bijvoorbeeld Althusser en Foucault. Juist dat is in dit boek te vinden: een losjes samenhangend overzicht van manieren waarop dit soort onderwijsfilosofen vandaag de dag in creatieve opleidingen wordt geëxperimenteerd, op een zelfsturende manier. Bewust wat buiten en naast de grote instituten die ‘normaal’ het onderwijs dat we kennen vormgeven.