Hoewel de auteur zijn uitdagende, op confrontatie gerichte uitgangspunt niet helemaal waar maakt, spreekt uit de tekst een bevlogen en passievolle schrijver die zich oprecht verbaast over de staat van het Nederlandse onderwijs. Het doel van het boek is, naast prikkelen, het bieden van een overkoepelend instrumentarium aan docenten om op bewuste wijze om te gaan met de diversiteit en veelheid van vragen die op ze afkomen in deze complexe tijden. Aldus Simon Verwer eerder over dit boek.
Een voorbeeld van een onderwerp wat in dit boek aan bod komt is het passend onderwijs. Een belangrijk thema op het moment en in essentie de weerslag van een specifieke onderwijsfilosofie. De hierboven beschreven verwondering van de filosoof helpt bij het bevragen van dit gegeven dat te vaak over het hoofd wordt gezien. Nog fundamenteler, soms zijn zaken zo ver doorgedrongen in ons denken dat we er zelfs niet meer bij stil staan. Bijvoorbeeld: waarom heet het speciaal onderwijs eigenlijk speciaal onderwijs? Is niet iedere soort onderwijs speciaal, in de zin dat het afgestemd is op de behoefte van een type leerling? Of: waarom bestaat er eigenlijk zoiets als speciaal onderwijs?
In het boek neemt Ritzen mee in zijn gedachtegang over dit onderwerp. Met betrekking tot de vraag waarom sommige kinderen zorgleerlingen zijn komt de auteur met een drietal visies:
1- Het speciaal onderwijs schept een passende omgeving voor afwijkend gedrag als zijnde een vangnet.
2- Het speciaal onderwijs stereotypeert mensen juist als afwijkend en is daarmee eerder een oorzaak van.
3- Het speciaal onderwijs is een vorm van disciplinering waarbij gedrag wordt genormaliseerd via sancties.
In het hedendaagse passend onderwijsdebat zit een dubbele laag. Aan de ene kant is er het ideaal van inclusie, aan de andere kant is het ook sterk verwant aan geldstromen en financiële overwegingen. Wie besluit hoeveel euro er in een kind geïnvesteerd wordt? En belangrijker nog: hoe gebeurt dat?
Het uitgangspunt is dus als volgt:
[In dit boek] wordt een aantal basale vragen over het onderwijs gesteld waarop een aantal filosofische antwoorden wordt gegeven. En als die antwoorden irritaties en tandengeknars opleveren, dan is de filosofische opzet van dit boek enigszins geslaagd. Want wat is wijsbegeerte? Een verwondering over de dagelijkse werkelijkheid, of een poging die verwondering op te roepen.
Het boek is ingedeeld aan de hand van acht hoofdvragen: de laatste is ‘Hoe organiseer je het onderwijsbedrijf?’ Ritzen citeert een schoolleider:
Mijn taak of verantwoordelijkheid als manager bestaat erin dat ik zo effectief mogelijk met mijn beperkte middelen omspring. Als mijn beurs geen bodem had, was mijn taak heel eenvoudig. Maar nu moet ik rondkomen met een beperkt budget om kwalitatief onderwijs te verzorgen.
Op basis van dit citaat maakt Ritzen een verbinding met het denken van onder meer filosoof Alasdair MacIntyre die de manager, wiens taal doorspekt is met begrippen als effectiviteit en efficiency, als morele representant van onze huidige cultuur. Management is, zo laat Ritzen de lezer op overtuigende wijze zien, een morele technologie gericht op controle en productiviteit.
Ron Ritzen is er volgens Simon in geslaagd om een filosofische invalshoek te combineren met een toegankelijke, aantrekkelijke stijl. Het feit dat hij zich niet onpartijdig houdt maar laat doorschemeren dat hij zich kwaad maakt over bepaalde ontwikkelingen is niet storend maar activeert de lezer om zijn eigen oordeel te vormen. Kortom: een zeer boeiend boekje voor iedereen die zijn denken over onderwijs net een stapje verder zou willen brengen.
Zie voor de volledige bespreking van Simon zijn hele recensie.