Dit ‘verslag van een onderwijs experiment’ is in 1852 geschreven door de bekende Tolstoj. Het experiment behelsde een compleet onafhankelijke school in zijn geboortestad Jasnaja Poljana, gebaseerd op zijn anarchistische en (niet-dogmatisch) christelijke opvattingen. Tolstoj wil zijn school niet als voorbeeld stellen, wil niet voorschrijven, wil geen ideaal schetsen. Dat zou precies de plank mis slaan. Hij wil juist vrije zelfbepaling en zelfregulatie aanmoedigen. En daarom vertelt hij ‘slechts’ wat over zijn eigen experiment in die richting.
Deze zelfbepaling moet uitgaan van een natuurlijke ontwikkeling. Tolstojs ziet zijn school als een levend wezen die zich aanpast en die dus steeds verandert en inspeelt op nieuwe omstandigheden. Kinderen hebben een grote invloed, zij bepalen wanneer de les begint, waar ze gaan zitten, ze bepalen zelf straffen (bij bijvoorbeeld diefstal), en zelfs als er een gevecht is wil Tolstoj wachten totdat dit natuurlijkerwijs tot een eind komt door de sociale invloed van omstanders. Het vertrouwen in deze levende natuurlijke ontwikkeling is enorm groot. Het leren is als ademen voor Tolstoj, dat doet ieder kind, dat heeft het nodig, daar gaat het zelf voor. Dus de kinderen corrigeren vanzelf elkaar als andere dingen dit leren in de weg zit. En dat is ook wat je wil. Geen ‘pedagogische trucjes’, geen roosters, geen dwang. Leraren hebben wel autoriteit, want die is er op natuurlijke manier. Die autoriteit aanwenden om leerlingen hun eigen natuurlijke ontwikkeling te ontzeggen is echter uit den boze.
Het levert prachtige situatieschetsen op, vaak met een duidelijke boodschap omtrent wat volgens Tolstojs ervaring wel of juist niet aan zijn ideaal voldoet.
Van de nieuwe leraar moesten de kinderen in de banken zitten en één voor één antwoord geven. Degene die de beurt kreeg, zweeg uit schaamte, terwijl de leraar opzij keek met een uitdrukking van berusting op zijn gezicht of met een toegeeflijk lachje zei: ‘Nu … en verder’? of: ‘Goed, zeer goed’ – de ons allen zo bekende leraarstruc. Meer en meer heeft de ervaring mij geleerd dat er niets schadelijkers is voor de ontwikkeling van een kind dan deze manier van vragen stellen en de hieruit voortvloeiende relatie tussen leraar en leerling als van een superieur tot een ondergeschikte. Voor mij bestaat er niets ergers dan de aanblik van een volwassene die een kind kwelt zonder dat hij daar recht toe heeft. De leraar weet dat het verschrikkelijk voor de leerling is om, blozend, met het zweet in zijn handen, voor de klas te staan. De leraar zelf verveelt zich en voelt zich teneergeslagen, maar hij wijkt niet af van de stelregel volgens welke hij de leerling moet leren om zelfstandig het woord te voeren. Maar waarom hij alléén moet leren te spreken, is voor iedereen een raadsel.
Uiteraard kan je vraagtekens zetten bij het grote vertrouwen in de natuurlijke ontwikkeling en de impulsen. En dat is waarschijnlijk in een plattelandsdorpje nog wat anders dan in de hedendaagse stedelijke omgeving. Maar Tolstoj biedt hoe dan ook een veelzeggende kijk op de kinderen en hun manier van werken die iedereen kan aanspreken of omarmen. Hij wil ze niet laten beginnen met allerlei abstracte begrippen en concepten, maar bij de complexe levendige realiteit. Hij wil de leerlingen hun eigen manier laten vinden om iets te onthouden of begrijpen. Dus geen grammatica les: grammatica dient geen doel op zich en kinderen moeten vooral hun eigen manier kiezen om alle regeltjes te onthouden. Ezelsbruggetjes, alle veel voorkomende gevallen uit het hoofd leren, door heel veel oefenen, of misschien nog op een andere manier: net wat het kind het fijnste vindt. Ook de geschiedenis moet vanuit de huidige omstandigheden aangevangen worden, geen namen en plaatsen van personen die eens iets hebben gedaan als een soort lappendeken uit de lesboekjes voorlezen. Maar het moet ook geen chauvinistisch overwinningsverhaal worden dat er bij de kinderen misschien in gaat als koek. Het is niet interessant dat de aarde rond is, maar wel hoe men daartoe is gekomen. En misschien nog wel het allerbelangrijkste voor Tolstoj: de sfeer die als het goed is bij dat alles aanwezig is. Een zekere levendige sfeer staat voorop, wat Tolstoj ook wel de ‘sfeer van levendige belangstelling’ noemt.
Zo is de sfeer op school altijd omgekeerd evenredig aan de dwang en discipline welke er op die school heersen en aan de inmenging van de leraar in de denkwijze der leerlingen, maar recht evenredig aan het aantal leerlingen en weer omgekeerd evenredig aan de lesduur enzovoort. Deze sfeer op school verspreidt zich zeer snel onder de leerlingen en deelt zich zelfs aan de leraar mee en manifesteert zich overduidelijk in de stemhoogte, in de ooguitdrukking, de gebaren en in de onderlinge wedijver. Het is iets tastbaars, iets onontbeerlijks en waardevols, wat voor iedere leraar het doel moet zijn waarnaar hij streeft. Evenals het speeksel in de mond noodzakelijk is voor de spijsvertering, maar bij afwezigheid van voedsel onaangenaam en overbodig is, zo is ook deze sfeer van spanning en levendigheid een noodzakelijke voorwaarde voor het tot zich nemen van geestelijk voedsel, en vervelend en onaangenaam buiten de school. De sfeer laat zich niet kunstmatig opwekken of bedenken. Men hoeft het ook niet te proberen, want zij ontstaat altijd vanzelf.
Kroptokin, net als Tolstoj ook anarchist en liefhebber van literatuur, schreef dat Tolstoj met zijn experiment uitstekende resultaten verkreeg. Hij legde de nadruk op het leren van de leraar, die ‘zelf van de kinderen moest leren wat hij hun moest onderwijzen, en dat hij zijn onderwijs moest aanpassen aan de individueele neigingen en bekwaamheden van ieder kind‘. Dat is ook wat je in dit boek van Tolstoj terugleest, een constant uitproberen, afvragen, letten op de kinderen en daarop proberen in te spelen. Hij vertelt over Tolstoj die volgens hem opvoedkundig werk deed naar ‘zuiver anarchistische beginselen, volkomen vrij van de kunstmatige methoden die door Duitsche pedagogen waren uitgewerkt en in Rusland buitengewoon bewonderd werden‘. Tolstoj noemt met name het gebruik van de Socratische methode een ‘gebruikelijke fout’ specifiek voor het Duitse onderwijs van die tijd. Een dergelijke methode doet leerlingen niets echt leren, en is gebaseerd op moreel overwicht. Het was een aanpak die dus toen tegen de heersende opinie inging. Later werden zijn inzichten echter breder omarmd. Tolstojs hele eigen aanpak werd onder meer door William Morris verdedigd, zo betoogt Kropotkin, en hij denkt dat Tolstoj Rousseau kan evenaren als basis voor pedagogisch werk.
Tolstoj is natuurlijk een wereldberoemd schrijver. Speciale aandacht besteedt Tolstoj, niet heel verrassend, dan ook aan allerhande verhalen en het belang daarvan voor het kind. De taal, het woord, is in zijn ogen ook levendig of levend. Daarom kan het veel losmaken en van groot belang zijn voor het onderwijs. Niet alleen door interpretatie, maar ook door hoe het gebruikt wordt, uitgedrukt wordt, het gevoel dat erin zit, enz. Tolstoj verwijst naar allerhande verhalen, maar ziet ook het grote belang van de bijbel, en ook zijn eigen verhalen doen het bij de kinderen goed. Daarbij merk je ook de kwaliteiten van Tolstojs schrijven in dit boek zelf. Je leeft in diverse fragmenten echt met de kinderen mee. Mooie beschrijvingen van de natuur, maar zeker ook van alledaagse gebeurtenissen op deze school worden prachtig beschreven. En dan zeker niet alleen beschreven vanuit het standpunt van de school, of van de leraar, maar met name met veel gevoel voor – en waar mogelijk vanuit het perspectief van – het kind. ‘Er bestaan voortreffelijke verhalen uit het kinderleven in alle talen. De kindsheid is een levenstijdperk dat vele schrijvers uitstekend hebben behandeld. En toch heeft wellicht geen enkele het innerlijke van het leven der kinderen, van hun eigen standpunt uit, zoo wel beschreven als Tolstój. Bij hem drukt het kind zelf zijn kinderlijke gevoelens uit en wel op zulke wijze, dat de lezer ertoe gebracht wordt de volwassen menschen uit het standpunt van het kind te beoordelen‘, aldus Kropotkin.
Pingback: Jean Jacques Rousseau – Emile | onderwijs filosofie