Thornton beschrijft in dit boek uit 2018 het huidige onderwijssysteem als een experiment. Ondanks dat velen dit onderwijssysteem normaal vinden, benadrukt Thornton dat het helemaal geen uitgemaakte zaak is dat het zo hoort of moet. Het is ook helemaal niet logisch om dit onderwijs als dé standaard vorm van onderwijs te zien, het is helemaal niet het soort onderwijs wat van oudsher is gegeven. Thuisonderwijs – voor Thornton alle vormen van onderwijs buiten enige school om, dus zowel ‘home schooling’ of ‘unschooling’ is de meer logische vorm om als standaard te nemen. Mensen leren normaliter gewoon van ouders, van mensen in de buurt, door mee te werken en vanuit eigen nieuwsgierigheid te ontdekken. In vergelijking met dit gangbare thuisonderwijs is het hele schoolsysteem een redelijk recent fenomeen. Een fenomeen wat veel is onderzocht en beschreven, en waar talloze wetenschappelijke studies over zijn verschenen. Maar Thornton mist de input van wat zij de ‘controle groep’ noemt. Bij wetenschappelijke studies is dat de groep waarmee de resultaten van het experiment kunnen worden vergeleken. Stel we onderzoeken 100 kinderen die op school zitten en we kijken hoe ze leren en welke progressie ze maken. Dan kunnen we dat onderling vergelijken en uitspraken doen over welke manier van leren bijvoorbeeld het meeste progressie geeft. Maar volgens Thornton zou een goede studie daarnaast ook nog een vergelijking moeten maken met een groep die niet op school zit en die desalniettemin leert en progressie maakt: dat is dan de controle groep. Deze vergelijking wordt echter nauwelijks gemaakt in het gangbare onderzoek. En juist die vergelijking zou veel informatie kunnen opleveren over het schoolse leren.
Stel dat dit wel zou gebeuren? Scholen zouden het op álle standaarden afleggen tegen thuisonderwijs, zo stelt Thornton.
Het blijkt eigenlijk niet meer dan een introductie tot dit boek. Het is niet zo dat Thornton haar stelling in dit boek bewijst of dat ze bij allerlei bestaande onderzoeken daadwerkelijk concrete aanvullingen doet. Het is een opmaat naar diverse hoofdstukken waarin op verschillende manieren een kritische blik wordt geworpen op het gangbare schoolsysteem. Het belang van een kritische blik op het schoolsysteem is een al vaker beschreven verhaal. Het zogenaamde democratische en vrije westen is helemaal niet zo democratisch en vrij. Er wordt allerlei regels opgelegd – de macht van bedrijven, het leger, de overheid is groot – en een relatief kleine groep mensen profiteert over de ruggen van velen die te maken hebben met grote zorgen en bestaansonzekerheid. Het schoolsysteem houdt de maatschappelijke problemen en oneerlijke regels in stand. Het zorgt voor juist deze ongelijkheid en hiërarchie. Daarnaast is het onderwijs op school allemaal best artificieel: uit boeken, gericht op een gemaakt soort respect, en je leert vooral wat je moet zeggen op welk moment en hoe je je hoort te gedragen in bepaalde situaties.
En net als vaker bij ‘unschooling’ aanhangers, is het volgens Thornton niet zo dat het probleem van individuele docenten. Veelal zoeken docenten en leerkrachten juist mogelijkheden om naast of buiten het systeem zo goed mogelijk met de kinderen en leerlingen aan de slag te gaan. De docenten en leerkrachten doen er vaak alles aan om er maar geen ‘bullshit job’ (Graeber) van te maken of daarvoor op te leiden. De meeste docenten en leerkrachten zetten juist in op persoonlijke relaties en zinvolle lesinhoud. Dat lukt in het huidige schoolsysteem alleen vaak erg moeizaam. Het echte probleem zit in het monopolie dat scholen hebben op onderwijs, met als gevolg een onderwijs dat als een soort ‘commodity’ wordt aangeboden. Het curriculum staat op hoofdlijnen al vast, de druk van tentamens en onderlinge vergelijkingen is groot, de cijfers en beoordelingen staan centraal, en ook het elkaar uitdagen en pesten onderling of bijvoorbeeld diagnoses als ADHD en dergelijke worden hiermee versterkt. Het is een vorm van indoctrinatie, maar niet zo overduidelijk – veeleer geven de docenten en leerkrachten, die zelf over het algemeen een redelijk plekje hebben weten te veroveren in de huidige maatschappij, een bepaalde standaard, vooroordelen en logica door zonder dat ze dit zelf zo graag willen of heel bewust doen maar simpelweg omdat ze er zelf ook veelal mee opgegroeid zijn. Het is een zelf-bestendigend en onwenselijk geheel.
Thornton beschrijft de geschiedenis waarbij kinderen weliswaar vroeger op sommige plekken werden gered van kinderarbeid in bijvoorbeeld mijnen en fabrieken doordat ze geacht werden naar school te gaan, maar wat volgens haar intussen zelf tot een problematisch systeem is verworden. Het onderwijs zit tegenwoordig een meer vrij werken in de weg, op basis van eigen interesse en persoonlijke ontdekking. Dit kan misschien wel in een bepaald soort scholen, zoals de volkshogescholen van Grundvig heeft laten zien, of in het type onderwijs wat Freire bepleitte, maar dan is dit meer een soort commune of vrij leergemeenschap (al noemt Thornton het niet zo). Waarom dan niet gewoon thuisonderwijs, wat de kinderen dan al vanaf geboorte en in een veilige bekende omgeving meemaken in plaats van dat ze daarvoor naar een gecreëerde plek toe moeten? Ook het belang en waarde van moederschap komt aan bod. Het is dus uiteindelijk niet een hervorming van het onderwijssysteem dat Thornston wil doorvoeren om het beter te laten aansluiten bij de wereld waarin we leven. Onderwijs moet een manier om de wereld waarin we leven te veranderen. De discussie over onderwijs moet gaan over hoe we willen samenleven en hoe de wereld eruit moet zien. Als we alleen over scholen discussiëren dan beperken we enorm ons vermogen om voor te stellen hoe het anders zou kunnen. Het gaat Thornton om het beginnen werken aan een heel ander meer duurzaam en verbindende maatschappij, waarvoor gemeenschappen moeten worden herbouwd en het gemeenschappelijke moet worden bewaakt. Ze wil terug naar een misschien cliche en zelfs ‘patronizing’ idee (zoals ze zelf aangeeft) over levens die waardevol en betekenisvol zijn, waarbij moeders zich nuttig voelen en waarbij het opgroeien van kinderen het begin is van het maken van een betere wereld.
Ze verwijst naar de bekende namen als Freire, Holt, Gardner, Gatto en Illich, of bijvoorbeeld ook Jonathan Kozol en David & Micki Colfax, maar ook naar bijvoorbeeld de oprichter van wikileaks Daniel Matthews. Het is daarmee een prima introductie tot andere denkers over unschooling en homeschooling. Thuisonderwijs ligt daarnaast volgens Thornton in het verlengde van ‘indigeonous’ onderwijs en het type onderwijs wat in activisten groepen gebruikelijk is. Dit type onderwijs wordt altijd door de overheid gewantrouwd of onderdrukt. Bill Ayers, Eric Robinson, Giroux’s critical pedagogy worden daardoor ook aangehaald. Ze onderstreept daarbij de connectie van dit type onderwijs met het land (of de zee) en de specifieke manieren waarop gemeenschappen hier mee verbonden zijn, en waarbij het onderwijs vaak zorgt voor juist dislocatie en een breuk met de tradities. Eenzelfde fenomeen is zichtbaar wat betreft talen. Het gaat dan over minderheden en klasse ongelijkheid. En ze beschrijft hoe initiatieven gericht op ontwikkelingshulp, sociale mobiliteit, of programma’s vanuit UNESCO niet ver genoeg gaan of zelfs de plank misslaan. Unschooling wordt zo door haar verbonden met dekolonisatie van het onderwijs. In de conclusie lijken vooral anarchisten als Landauer en Graeber het laatste woord te krijgen. Al met al dus een rijkdom aan referenties en mogelijkheden tot verder doorlezen en verdiepen.
Helaas is het op sommige punten wat naïef of nog onvoldoende uitgewerkt. Zeker waar het gaat om de relatie met technologie. Het blijft hangen bij de mythe van autodidacten die de toekomst maken, ze haalt mensen aan die jaren terug een grote belofte zagen in de alom aanwezige informatie en de veranderende mogelijkheden door de opkomst van het vrije internet, met alle MOOC’s, AltSchool, en Coursera die als mooie oplossing worden gezien. Ze haalt daarbij Elon Musk aan als voorbeeldig persoon aan, wat toch moeilijk te verenigen is met meer radicaal tegengeluid, sociale gemeenschappen en anarchistische geluiden die we eerder beschreven. Laat vooral Musk niet als voorbeeld worden gezien voor iedereen die wil werken aan een fundamenteel andere maatschappij! Haar vergelijking van unschooling met de ‘hacker culture’ is daarbij veel te oppervlakkig (“both unschoolers and hackers create their own agenda rather than listening to someone else’s”). Wel is het goed te zien dat ze de kansen opzoekt die technologie kan bieden juist voor het organiseren van tegengeluid, zelfstudie en onderlinge uitwisseling of organisatie – en dat ze daarbij tegelijkertijd de surveillance en ongelijkheid en andere kritische punten onderstreept waar dan tegenin moet worden gewerkt of waar in ieder geval rekening mee moet worden gehouden. Het was sterk geweest als ook binnen thuisonderwijs meer verschil werd gemaakt tussen hoe je meer vanuit de gemeenschap en vanuit anti-koloniale waarden kunt werken, in plaats van dat thuisonderwijs in het algemeen als zodanig wordt gepresenteerd. Net dat ze doet alsof gamers eigenlijk van elke game kunnen leren, zou het goed zijn om meer te kunnen lezen over welke games daar met name voor geschikt zijn en waarom. En als ze unschooling als waardevolle bescherming ziet tegen fascisme omdat het solidariteit en humaniteit aanleert (en omgekeerd, schrijft Thornton: de Nazis hebben thuisonderwijs geheel verboden), lijkt het belangrijk om dan ook te beschrijven op welke manier dit antifascisme dan meer specifiek tot uitdrukking komt of kan komen binnen thuisonderwijs. Daarbij is het niet helemaal duidelijk wat ze wil met het in haar zo succesvolle Finse schoolsysteem dat volgens haar erg op persoonlijke aandacht van ouders leunt als kinderen jong zijn – want daarmee lijkt haar pleidooi voor meer radicale en tegendraadse vormen van leren buiten school toch vooral wat af te zwakken. Je kan je afvragen waar Thornton precies met dit soort vergelijkingen wil: je kan denken dat ze het slechts aanhaalt omdat ze zo hoopt ook nog even wat tech-liefhebbers, antifascisten en fans van het Finse onderwijs voor zich te winnen. Het zou interessant zijn dit verder uit te werken om haar positie te versterken.
Thornston maakt in filosofisch opzicht nog wel een interessant punt wat juist weer heel sterk is: het hele idee van een universeel schoolsysteem en scholing als algemeen concept is volgens haar vergelijkbaar met een concept als ‘vrouw’ of ‘natuur’. Het zijn volgens haar geïdealiseerde constructen. Het concept school heeft niet altijd al bestaan, het is gemaakt en gevormd naar een specifieke maatschappelijke visie en kan daar niet los van worden gezien. Het idee van een school is geen neutraal concept maar duidelijk verwijzend naar een bepaalde opvatting van hoe de maatschappij dient te functioneren en hoe de relaties tussen mensen horen te zijn. Als je pleit voor school, pleit je voor een bepaalde macht, een bepaald idee hoe de maatschappij is georganiseerd, een bepaalde opvatting van hoe mensen zicht tot elkaar verhouden. Het is dus niet zomaar een woord of begrip. Net zoals dat bij het concept ‘vrouw’ is het welbeschouwd een historisch en cultureel bepaald begrip en er werkt een zekere ideologie in door. Hier komt ze misschien wel het dichtste bij een sterk filosofisch geïnspireerde kritiek op het geheel van school en scholing. In deze richting doordenkend zou het interessant kunnen zijn het thuisonderwijs eveneens vanuit een kritische historische en culturele manier te onderzoeken en van daaruit scherper neer te zetten welk alternatief dit biedt.
Al met al is dit boek een pleidooi voor thuisonderwijs en ‘unschooling’ wat verschillende kanten op gaat en waar je allerlei quotes en fragmenten van anderen in tegen komt en waar een aantal filosofisch interessante posities langskomen. Natuurlijk past het goed bij het boek om vervolgens daar zelf mee aan de slag te moeten gaan: om er dingen uit te halen die voor jou belangrijk zijn, en om andere stukken misschien naast je neer te leggen en het je zo eigen te maken. Thuisonderwijs is dan ook niet alleen leerzaam voor de kinderen maar ook voor degenen die het thuisonderwijs verzorgt of zich daarmee op een andere manier bezig houdt. Thuisonderwijs geven of daarover nadenken vraagt namelijk juist ook dat je zelf keuzes maakt, je eigen opvattingen en keuzes onder de loep neemt, en zelf te kiezen voor wat je wel of niet wilt. En dat is misschien wel waarom het van belang is als meer mensen zich daarin gaan verdiepen, om zo (in plaats van ‘slechts’ een controle groep in het onderwijs te vormen zoals de boodschap in de introductie lijkt te zijn) vooral zelf de controle over ons leven weer in eigen handen nemen en verantwoordelijkheid te nemen voor wat onderwijs en leren kan zijn. En daar heeft Thornton uiteindelijk een sterk punt.
“In taking on the responsibility of teaching our children ourselves, we have the most natural and motivating reason to try to better ourselves, constantly. Unschooling is not just one small part of the movement to reestablish control over our own lives; it is fundamental.” (quote van pagina 291)