Alexander S. Neill – Summerhill

Kan je onderwijs geven zonder het kind te verplichten ook maar iets te leren? Zou er een school kunnen bestaan waar het kind compleet vrij wordt gelaten?

Het simpele antwoord is: ja dat kan. Het gebeurde op Summerhill. Door een radicaal geloof in de goedheid van de menselijke natuur, waren ze er daar zelfs van overtuigd dat dit de enige juiste manier is om onderwijs te verzorgen. Ondanks dat Summerhill een school was met vrij traditionele lessen, werd de school vormgegeven door een radicaal doorgevoerd zelfbestuur, op basis van wekelijkse bijeenkomsten met wisselende voorzitter. Iedereen had een stem bij belangrijke beslissingen en de leerlingen vormde daarbij vanzelf altijd een meerderheid. Samen werden regels bepaald wanneer nodig en gepaste straffen bedacht bij overtreding van die regels. Iedereen was evengoed volwaardig lid van de onderwijsgemeenschap. Summerhill is vanwege deze organisatievorm een van de meest bekende en langst bestaande voorbeelden van democratisch onderwijs. Het is naar Nederland overgewaaid in de vorm van zogenaamde leefwerkscholen (oa. in Amsterdam, zie affiche hieronder, en Eigenwijs in Nijmegen).

Neill, de oprichter en geestelijk vader van Summerhill, legt zelf in de ondertitel en in het boek de nadruk op zijn anti-autoritaire ideaal bij het beschrijven van de school. Hij schrijft als een soort motto: ‘Laat het kind zichzelf zijn. Dwing hem niet. Onderwijs hem niet.’ Wat niet betekent dat het kind nooit terecht werd gewezen of aan zijn lot over gelaten, maar er werd compleet afstand genomen van autoritair gedrag door docenten, de lessen waren niet verplicht, en zelfs een 5 jarige werd serieus genomen als hij of zij bijvoorbeeld even geen zin had. Leerlingen die op Summerhill begonnen, moesten de eerste tijd maar zelf eens verzinnen wat ze leuk vonden om te doen en er werd niets opgedrongen, leerlingen die zich verveelden werden gewoon gelaten, leerlingen die niet mee wilden doen deden gewoon niet mee. Docenten tonen begrip voor de kant van de leerling, ook al zijn ze het niet met de leerling eens. Ze benaderen het kind als gelijkwaardige, en geven daarbij dus ook wel degelijk hun eigen mening en grijpen in als er iets gevaarlijks of nadeligs (mogelijk) te gebeuren staat. Maar door docenten eenzijdig opgelegde straffen, beloningen, toetsen, proefwerken en al dat soort dingen zijn compleet afwezig.

Dit boek beschrijft het allemaal, zowel de praktijk als de achterliggende denkbeelden van Neill. Het is een stellig en duidelijk verwoord perspectief op onderwijs dat geen standaard onderwijs wil zijn en dat ondanks of dankzij zijn compromisloze ideële aanpak heel gevoelvol en ook liefdevol overkomt. Daarbij is het een perspectief wat bijvoorbeeld in de vorm van jeugd-kolonies op basis van zelfbestuur zeer breed kan worden toegepast: het is een daadwerkelijk realistisch alternatief en zeker niet enkel theorie. Uiteraard was het daarmee zeker voor die tijd een belangrijk voorbeeld van hoe het anders kan, ten opzichte van de juist heel hiërarchische en meer op autoriteit gerichte onderwijsinstellingen en daarmee een interessant voorbeeld voor elke docent die ontzettend eerlijk en open (steeds weer) aan het onderwijs wil beginnen en er alles aan wil doen om het kind compleet in zijn recht te zetten en in volle en gelukkige omstandigheden te laten ontwikkelen.

Het is desalniettemin een veel bediscussieerde en bekritiseerde onderwijsopzet. Gelukkig maar. Het slaafs navolgen of dwangmatig uitvoeren van Neills aanpak is allesbehalve wenselijk, zo vindt ook Neill zelf. Het moet eerder relatief, afhankelijk van betrokkenen en omstandigheden steeds weer worden vormgegeven. Neill maakt zelf ook duidelijk dat hij hoopt dat zijn boek niet als waarheid wordt gezien maar dat ermee verder wordt geëxperimenteerd, dat men zijn aanpak verfijnd, en daarmee ook veranderd. Het moet geen star geheel worden. En hier zit misschien de grootste uitdaging en ook het meest fundamentele punt van kritiek op Neills boek, namelijk dat het in sommige uitspraken zélf toch echt onwenselijk star is. Een voorbeeld is dat Neill schrijft: ‘Dwang is altijd fout. Men mag nimmer een kind door autoritair optreden of disciplinaire maatregelen pressen iets te doen, waar het zelf nog niet aan toe is. De vloek der mensheid is de dwang van buitenaf, of die nu van de Paus, van de staat, van de onderwijzer of van de ouders komt. Het is in wezen fascisme in de dop.‘ en ook ‘Het slaan van een kind op school of thuis is in wezen hetzelfde als het martelen van joden in Bergen-Belsen.’. Dat zijn wel een heel ongenuanceerde en grove uitspraken en het maakt duidelijk hoe ontzettend fel Neill is tegen dwang van buitenaf, maar maakt zijn zienswijze ook wel heel rechtlijnig en rigoureus. De vraag is of dat helpt om starre denkbeelden tegen te gaan. Positief geformuleerd toont het zijn onvoorwaardelijke geloof in zelfbeschikking, een geloof wat misschien op zichzelf wel weer altijd starheid kan doorbreken. Zelfbeschikking – het recht van een kind om vrij te zijn zonder inmenging van buitenaf in psychische en lichamelijke aangelegenheden – is voor Neill een gouden regel.

De uitdaging van een dergelijk onderwijs vanuit zelfbeschikking, zo blijkt ook in het boek, is dat het eigenlijk niet vol te houden dat er  helemaal geen dwang (zo algemeen geformuleerd als hierboven) hoeft te bestaan. In de therapie-achtige ‘pl’s (korte individuele praatsessies) worden ook op Summerhill wel bepaalde inmenging en dwang toegepast. Juist hier ziet men ook de essentiële invloed van Homer Lane op Neill en Summerhill terug. Goed, Neill neemt in het nawoord afstand van zijn te sterk door Freud beïnvloedde werkwijze, maar desalniettemin zit hier een interessant probleem want ook bij Neill is er alle reden om het vertrouwen in de kinderen aan te vullen met een soort bescherming of gezag die wel degelijk een vorm van dwang kan of moet aannemen. Het grote risico bij het afwijzen van opvallende autoriteit en dwang is dat die autoriteit of dwang veel ongemerkter, stiekemer, onzichtbaarder zou kunnen worden uitgeoefend en dat het daarmee des te ongrijpbaarder en daarmee ongelimiteerd en/of geniepiger wordt. Neill beseft dit maar kiest voor een uitweg waarbij men bij dit soort inmenging beroept op ‘gezondheid’ en ‘verantwoordelijkheid’. Verantwoordelijkheid is het rekening houden met de vrijheid van een ander, maar de vraag is wanneer die vrijheid van een ander in het geding is (wanneer moet je iemand tegen zichzelf beschermen in naam van de vrijheid?). En hetzelfde geldt voor gezondheid: wanneer is de gezondheid wezenlijk in het geding? Terecht schrijft Neill ‘Wat doet het er eigenlijk in hemelsnaam toe of Tommy met vuile handen aan tafel zit?‘ maar Neills stellingname ten opzichte van toch heel relevante onderwerpen zoals homoseksualiteit en roken vallen beide evengoed in de categorie ongezond en de stelligheid waarmee Neill dit volhoudt moet toch verbazen. Zeker als roken dan zelfs weer wél wordt toegestaan (een realistische casus die besproken wordt in het boek). Verantwoordelijkheid en gezondheid lijken in de praktijk nog niet zo makkelijk te definiëren dus zijn allesbehalve makkelijke criteria voor wanneer dwang wel of niet mag worden uitgeoefend.

Het probleem wordt nog groter wanneer het om geestelijke gezondheid gaat. Neill is tegen elke vorm van neurose die (daar is Neill ook weer ontzettend stellig in) altijd begint met ouderlijke tucht. Al vanaf de baby is het kind volgens Neill ongelooflijk vaak blootgesteld aan verwenning, onderdrukking, jaloezie, ongerustheid of willekeurige straf door de ouders. Luiheid bestaat volgens hem simpelweg niet en als het kind iets obsceens doet betekent dat niets meer dan dat degene die dit oordeel geeft iets als obsceen beschouwd. Op basis van wat soort maatstaf van geestelijke gezondheid of wat voor algemeen principe kan dit aannemelijk worden gemaakt? Is neurose altijd verkeerd en onnodig bij goede opvoeding? Is tucht zelf niet ook gewoon een streven van de ouders geweest naar gezag maar met een andere opvatting van gezondheid? Waar begint en eindigt de verantwoordelijkheid voor geestelijke gezondheid? Enzovoorts.

Dit soort vragen haalt echter geenszins Summerhill of de ideeën van Neill in zijn geheel onderuit. Het is een kwestie van oog houden voor nuance en open staan ook voor je eigen blinde vlekken. En dat lijkt Neill ook te proberen. De kern van Neill zijn opvatting is dat onderwijs niet dienstbaar is aan de bestaande maatschappij, maar het op te vatten als een op zichzelf belangrijk en gewenst geheel waar men radicaal in samenspraak vorm aan geeft en wat daarmee op geen enkele manier zou moeten verzanden of verstarren. En meer nog dan Neill kan men daarbij dan wel op zoek gaan naar genuanceerde, verrassende, doorbrekende posities en perspectieven. Daarbij lijken Goodman (later nog betrokken bij de verdere ontwikkeling van Summerhill) en ook Marcuse aanvullingen te geven: zij betoogden dat vrijheid niet enkel wordt bereikt door het loskomen van elke politieke voorkeur zoals we dat in onze westerse democratieën kennen, evenals het loskomen van godsdienst of voorgeschreven levenswandel door cultuur of media, maar dat men wel degelijk (tegen Neills opvattingen in, want ‘Ik leg mijn vertrouwen in de kracht van de vrijheid om de jeugd tegen schijnheiligheid, fanatisme en alle andere ismen te beschermen.’) vormen van radicale oppositie en bijvoorbeeld klassebewustzijn actief moeten opzoeken om vrij te kunnen zijn en men dus op zoek moet gaan naar omgevingen, voorbeelden, uitgangspunten en praktijken die aan die vrijheid vorm geven. We zouden bij Summerhill dan dus wel een toevoeging moeten maken dat dit soort zoeken en experimenten zouden moeten worden aangemoedigd en het lijkt te makkelijk om er meer als Neill zelf vanuit te gaan dat dit vanzelf gebeurd. Vervelend gedrag kan misschien wel worden voorkomen met een vrije opvoeding, dus door Summerhills aanpak hebben we geen gezeur, geen straf, geen aanstellerij, geen verkrampte liefdesrelaties, geen heimelijke avonturen, geen gedoe meer, maar vrijheid in algemene zin stopt daar niet en moet toch verder worden gepraktiseerd, geoefend, en bewust worden gecreëerd. Spel is daarbij heel belangrijk, de fantasie kan de vrije loop worden gelaten, dans en muziek is vrij, maar men moet waarschijnlijk verder gaan dan wat romantische opvattingen omtrent zelfbewustzijn, zelfexpressie, originaliteit en levensvreugde.

Op bepaalde punten komt Neill hier dicht bij in de buurt, met name wanneer hij schrijft over ‘het leven’.

Ik ben van mening, dat het leven als doel heeft geluk te vinden, wat betekent geïnteresseerd te zijn in het leven. Opvoeding moet een voorbereiding zijn op het leven. Onze cultuur is tot nog toe niet er succesvol geweest. Onze opvoeding, politiek en economie hebben steeds tot oorlog geleid. Onze medische wetenschap heeft de ziekten niet doen verdwijnen. Onze godsdiensten hebben uitbuiting en roof niet uit de wereld geholpen. … We moeten een paar onaangename vragen stellen. Waarom heeft de mens meer ziekten dan het dier? Waarom haten de mensen elkaar en doden ze elkaar in oorlogen? … Waarom zijn er zoveel zelfmoorden, zoveel seksuele misdrijven? Waarom anti-semitisme, negerhaat? Waarom zoveel laster en boosaardigheid? … Duizenden vragen over onze veel geprezen beschaving! Ik stel deze vragen omdat ik opvoeder van beroep ben en te maken heb met de jeugd. Ik stel deze vragen, omdat de vragen die andere leraren stellen onbelangrijk zijn.

Het stellen van dit soort vragen moet kortom hoog in het vaandel staan, de actieve, opstandige of ook rebelse kant moet niet verwaarloosd worden. Onderwijs in vrijheid en voor vrijheid betekent niet ‘vrij van elke autoriteit’ maar een ‘moderne’ school (waar de associatie met de ondogmatische Ferrer te zijn gemaakt) moet het zijn, zoals Neill terecht maar vrij onopvallend stelt op de eerste pagina.

Lees dit boek met name om onderwijs te gaan geven dat op die manier radicaal afstand neemt van nutteloze gevestigde zedelijke normen en goede gewoonten, ‘net’ gedrag en beschaafd leven. Tegen elke schijn en elk gemaakt gedrag en elk bedrog, geen verstarring of neurosen,  tegen onnodige schuldgevoelens, ijdelheid, artificiële leefregels en niet ter zake doende of onoprechte onderdanigheid. Geen oppervlakkige goede manieren meer, geen wetenschappelijk abstracte kennisgeving, geen gekwezel, sarcasme, of ongeduld. En ook geen overgeneralisaties of het domweg volgen van een charismatisch persoon (kritiek die toch ook terecht geuit werd op het boek van Neill). Dit boek roept op tot onderwijs in dienst van het rijke, gelukkige, liefdevolle leven dat spreekt uit alles wat je zegt en doet, en in weerwil van en in actieve confrontatie met mogelijk alles wat er in de wereld gebeurd. In de biografie van Neill schreef hij dan ook bijna aan het eind: “De meeste jongeren van vandaag accepteren de nieuwe wereld zonder kritiek, zonder erbij na te denken. Maar onder hen zijn de opstandigen. Wat mij het meest spijt, is dat ik niet lang genoeg kan leven om te zien hoe zij de overwinning behalen in hun strijd voor het leven.” Een opstandig soort vertrouwen in de jeugd, en een vertrouwen op de opstandigheid in dienst van het leven: dat lijkt me de wezenlijke onderwijsfilosofische relevantie van Neills Summerhill.

nb. Citaten komen uit de vertaling van R.W. Ditters, die het boek in 1972 vertaalde in het Nederlands.

4 gedachten over “Alexander S. Neill – Summerhill”

  1. Pingback: John Holt – Instead of education | onderwijs filosofie

  2. Pingback: Kees Boeke – Kindergemeenschap | onderwijs filosofie

  3. Pingback: Ronald en Beatrice Gross (red.) – Radical school reform | onderwijs filosofie

  4. Pingback: Paul Goodman – Growing up absurd | onderwijs filosofie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven