Dit boek uit december 2012 is uiterst relevant voor degene die nog onbekend is met Rancières denkbeelden over het onderwijs, maar ook voor degene die Rancière wel kent maar deze denkbeelden ook daadwerkelijk tot in de finesses wil begrijpen. Daarnaast is het een boek over Freires opvattingen omtrent onderwijs, kunst, wetenschap en gaat het in op Freires politieke denkbeelden. Dit boek is daarnaast ook, misschien vooral, voor degenen die wel oren hebben naar de relatie tussen politiek, esthetica en onderwijs. En zelfs als dit alles niet direct uw interesse heeft, dan raad ik u aan toch even door te lezen.
Laat ik daarmee ook meteen voorop stellen: dit is geen boek voor een groot publiek. Het is een filosofisch, doordacht, pittig boek, waar het Engelse taalgebruik ook wat betreft de betekenis van de gebruikte woorden, doelgericht wordt ingezet om specifieke denkbeelden te vatten: wat het lezen lang niet altijd eenvoudig maakt. Het is niet zomaar een boek over onderwijs met voor de hand liggende opvattingen of met een voor iedereen heldere terminologie. Een eerste thema (hoofdstuk 1) in dit boek is bijvoorbeeld ‘emancipatie’. Dit thema, dat voor een buitenstaander wellicht niets te maken lijkt te hebben met esthetica en onderwijs, is niet verrassend voor de lezer van het werk van Rancière. Emancipatie is namelijk voor Rancière het uitgangspunt om niet-hiërarchisch te denken over grote thema’s als bijvoorbeeld intellectuele gelijkheid, vrijheid en democratie, en vervolgens te bepalen hoe je dit ook nog (vooral) in de praktijk kan brengen. Maar laten we bij het echte begin van Lewis zijn boek beginnen. Het boek begint namelijk niet zomaar met het introduceren van grote thema’s en de filosofische behandeling hiervan binnen Rancières denken. Een veel sterker beginpunt wordt gekozen ter inleiding.
Zintuiglijke verdeling
Lewis weet namelijk in de introductie Rancière prachtig in te leiden (en later uit te werken) aan de hand van een recent boek van China Mieville over twee steden die tegelijkertijd, op dezelfde plek, politiek autonoom bestaan. Laat het u even doordringen: twee steden die door elkaar heen (letterlijk op het zelfde grondgebied) bestaan en compleet verweven maar schijnbaar onafhankelijk van elkaar functioneren. De rol van onderwijs in deze steden komt er in grote lijnen op neer dat iedereen geleerd wordt om de andere stad ‘niet te zien’ zodat de twee steden ‘langs elkaar heen’ kunnen blijven voortbestaan. Een extreem, maar krachtig scenario dat rechtstreeks vat geeft op Rancière’s begrip van onze eigen samenleving waar in menig opzicht net zo goed allerlei groepen mensen langs elkaar heen leven en geleerd krijgen elkaar niet te zien – opgevat als een ‘verdeling van het zintuiglijke’. De verdeling van het zintuiglijke is dus grofweg een verdeling van alles wat we gewaar worden (horen, ruiken, zien, …) afhankelijk van de plek en positie die wij in de maatschappij mogen en kunnen innemen.
Dit uitgangspunt heeft een conceptuele impact op het begrip van politiek en onderwijs. Onderwijs is daarmee volgens Rancière namelijk in basis gewoon ‘politiek’. Politiek is namelijk (in zijn opvatting) niets anders dan juist het herschikken of uitdagen van de gangbare verdeling van het zintuiglijke. En dit zintuiglijk gedeelde heeft te maken met esthetiek: dat wat we waarnemen. “In other words, there is an aesthetic partitioning at the heart of social life – an aesthetics that defines the spaces, places, and modalities of visibility, audibility and so on. … The result is a society that is composed of certain sensory inclusions and exclusions defining the field of what counts as the community”. Deze zintuiglijke verdeling gaat vóór alle cognitie, maakt democratie poetisch, een esthetisch geheel – en centraal in dit alles staat het onderwijs.
Zo, op dat moment zitten we al flink in de denkbeelden die Lewis in dit boek uitwerkt in relatie tot onderwijs. En tot zover een eerste, maar voor sommigen wellicht meteen diepe, stap in het boek. Let wel, we zitten nu pas ongeveer op pagina 3 van de bijna 200 pagina’s en zijn nog geeneens door de inleiding heen. En daarmee wordt waarschijnlijk ook duidelijk dat het hele boek bespreken niet wenselijk is hier. Ik haal enkel een paar kernpunten uit het boek die rechtstreeks (het denken over) onderwijs aangaan en die gelijk de woorden uit de ondertitel (Theatre, Curiosity, and Politics in the work of Jacques Rancière and Paulo Freire) enigszins proberen te verduidelijken. De samenhang van al deze onderwerpen zal daarbij overigens ook meteen duidelijk worden.
Drie kernpunten
1. Onderwijs zoals wij dat kennen wordt allereerst verder uitgedacht door de uitvoering van het onderwijs zelf te denken als een op gang brengen van esthetische ervaringen: “all democratic education is likewise an aesthetic experience that teaches us to redistribute the relationship between what can and cannot be seen as well as what can and cannot be heard.” Het is daarmee dus overigens geen kunstzinnige praktijk – en de vraag naar meer kunstonderwijs staat hier dus helemaal los van. En ons onderwijs is daarmee (uiteraard, nogmaals) ook fundamenteel politiek – tot in elk klein lesje aan toe. Voor Lewis is dit niet slechts abstracte bewering of theorie, het zegt wat over hoe we het onderwijs moet opvatten en begrijpen. Het zou iedereen binnen het onderwijs aan moeten zetten om op het niveau van de zintuigen (wat kan je zien, horen, voelen, ruiken) gewoontes te doorbreken en daarmee het onderwijs te starten.
2. Onderwijs is theatraal. Onderwijs moet een imitatie, een vertaling, een uit-elkaar- halen en in-elkaar-zetten zijn. Let op: het onderwijs is niet theatraal aangezien de docent een rol speelt voor de klas: nee, onderwijs moet fundamenteel theatraal worden opgevat. Het is een ‘in scene zetten’ van de wil. Oftewel Lewis zet binnen het onderwijs aan tot rollenspel (‘to perform’), tot het denken van gedachten die normaal voor ‘anderen’ zijn gereserveerd, tot het spreken van woorden die niet van ons zelf zijn. Het is een theatrale wil die aanwezig moet zijn in het onderwijs: “The theatrical will, as opposed to the architectural will, is a will that acts ‘as if …’ and thus denies the structure of being in its solidity and its permanence.” Leerlingen moeten uit hun ‘comfort zone’, uit hun dagelijkse denken, uit hun gebaande paden worden getrokken – ze moeten doen alsof ze iemand anders zijn, alsof ze anders denken, alsof de wereld er anders uit zou zien. Zonder rollenspel, ‘in scene zetten’ of ‘doen alsof’ zal het onderwijs vastlopen. En wederom hebben we het niet alleen over toneellessen. Juist élke wiskundeles, oefening, en elk stuk huiswerk zou theatraal moeten zijn.
3. In het denken over onderwijs neemt Lewis nieuwsgierigheid uiterst serieus. Veel te vaak zijn we enigszins terughoudend met aangeven dat we iets niet begrijpen, dat we dingen ‘anders’ zien of dat er een moment is waarop we de wereld ineens anders waarnemen – juist dit moment moeten we omarmen en bestuderen. Hier moeten we in het onderwijs naar op zoek: die momenten waarop we struikelen, waarop we de verdeling tussen wat we weten en voelen, tussen wat we bedenken en waarnemen wordt geschud. We zijn nooit ‘zomaar nieuwsgierig’; zeker niet binnen het esthetische evenement van het onderwijs. “The aesthetic event of education is not an unveiling of an object but rather a certain momentum of translation (philosophical) and performance (social), both of which are jumpstarted by the affective irritant of curiosity – an exposure to an object or idea that is stumbled upon/over.”
Positionering boek
Het is waar dat alle inzichten uit dit boek zwaar leunen op het werk van Rancière, maar ook dat Lewis hier telkens iets aan toe heeft willen voegen of de ideeën verder heeft willen doorvertalen. Ook dit past overigens wel weer goed binnen het denkwerk van Rancière en de in dit boek beschreven opvattingen. Maar toch pas in relatie met ander werk van Lewis valt de ‘eigen’ en verfrissende invalshoek op waarmee Lewis steeds weer het onderwijs probeert te raken in zijn teksten. Aanrader in die zin is ‘Education Out of Bounds: Reimagining Cultural Studies for a Posthuman Age” waarin hij samen met Richard Kahn inzicht geeft in kritische en ‘posthumanist’ onderwijstheorie (of beter, het belang van monsters!) , maar ook het (allernieuwste) “On Study: Giorgio Agamben and Educational Potentiality” wat gaat over studeren – tegen een onderwijskundig landschap van leren, toetsing en presteren in. Juist daarmee wordt ook de relevantie van Lewis zijn werk duidelijk, die radicale denk-alternatieven aan het uitwerken is tegen de alledaagse en dominante opvattingen over onderwijs in, maar des te beter gefundeerd en beargumenteerd.
Het vergt zeker enige wil om het hier besproken boek, maar ook de andere werken van Lewis, diep door te laten dringen binnen het denken over onderwijs. De waarde hiervan is wat mij betreft echter enorm, niet enkel als tegenhanger van meer gangbare opvattingen. Hopelijk draagt deze bespreking bij aan de wil en nieuwsgierigheid van verschillende onderwijsprofessionals om mee te denken, en de kort besproken denkbeelden verder te vertalen en interpreteren binnen het hedendaags onderwijs. Laat dit dus ook een nieuw vertrekpunt zijn om (ook) in Nederland de esthetica van het onderwijs grondig te doordenken.
Pingback: Tyson E. Lewis – On Study | onderwijs filosofie