Het contemplatieve leven wordt door Arendt aan het eind van haar leven uitgediept, en dat levert het boek ‘the life of the mind’ op. Een boek in drie delen (denken, willen, oordelen) waarbij het laatste deel niet af is gekomen. Het is opmerkelijk hoe weinig van dit boek in de gangbare onderwijstheorie is doorgedrongen, hoewel juist het denken, oordelen en willen van leerlingen centraal staat binnen een alledaagse lessituatie. Waarschijnlijk door het sterk filosofische karakter van dit boek en de mate van complexiteit waarmee dit in het onderwijs is onder te brengen en te interpreteren.
Juist op de plek waar Arendt zelf diepgravend ingaat op het denken zelf vinden we aanknopingspunten voor hoe dit eigen denken start: in een gat in het verloop van de tijd.
‘The gap, though we hear about it fist as a nunc stans, the “standing now” in medieval philosophy, where it serverd, in the form of nunc aeternaitatis, as model and metaphor for divine eternity, is not a historical datum; it seems to be coeval with the existence of man on earth. Using a different methaphor, we call it the region of the spirit, but it is perhaps rather the path paved by thinking, the small inconspicuous track of non-time beaten by the activity of thought within the time-space given to natal and mortal men. Following that course, the thought-trains, remembrance and anticipation, save whatever they touch from the ruin of historical and biographical time.’
Arendt hamert erop dat iedere nieuwe generatie, elke mens opnieuw dit pad ontdekken en betegelen (path paved by thinking), in een eigen geslagen gat in de tijd. En belangrijker nog is dat de eigen denktranten ook eigen oordelen opleveren. “Among the faculties with which human beings are endowed, judgment – which Arendt saw as “the ability to tell right from wrong, beautiful from ugly” – occupies a central place while being at the same time one of the most difficult to conceptualize.” (Uit Cambridge companion, h12).
Duarte is een van de weinige interessante interpretatoren van Arendt die hiervan een directe vertaling maakt naar het onderwijs, die op sommige punten regelrecht tegen gangbare opvattingen in gaat. Zo wordt door Duarte (in Gordons Hannah Arendt and Education: Renewing Our Common World, waar überhaupt het meeste is te vinden over de relatie tussen onderwijs en ‘the life of the mind’) de hierboven aangehaalde opvatting over denken gebruikt als fundamentele kritiek op coöperatief of samenwerkend leren. Simpel gezegd: je moet je juist afsluiten van anderen om te kunnen denken. Een op Arendt geïnspireerde pedagogie zou volgens Duarte onderwijzers uitdagen “to identify ways to exhort students to stop and think by themselves.” Duarte roept op tot een pedagogiek van positieve onafhankelijkheid van leerlingen. Hoe vaak wordt er in een schoolklas op basis van eigen verhalen nagedacht? Goed te zien hoe Duarte de eigenzinnigheid binnen het onderwijs (ook) aan de leerlingen toevertrouwd.
Een andere mogelijkheid is in en door het verhaal. Gedurende haar leven had Hannah Arendt een sterke voorkeur voor verhalen, hetgeen wordt benadrukt in publicaties van Swift (2009, die Arendt wil claimen voor literaire studies) en Kristeva (2001). ‘No can compare in intensity and richness of meaning with a properly narrated story’ schrijft Swift, en verder, over het sociale aspect van verhalen: “Community, rather than the single individual, is for Arendt the real source of meaning. Arendt claims that, ‘Although everybody started his life by inserting himself into the human world through action and speech, nobody is the author or producer of his own life-story’. This also implies that in our search for meaning in our lives we are ‘dependent on others, to whom we appear in a distinctness which we ourselves are unable to perceive’.
Nou is een verwijzing naar haar persoonlijke voorkeur mager, maar ergens spreekt het beeld van Arendt als scholier aan, wat helemaal niet zo sociaal was:
“Hannah Arendt maakte indruk op haar medescholieren door de manier waarop zij haar eigen weg vond: terwijl zij in de pauzes en tijdens de lunch babbelden en kletsten, marcheerde zij om het schoolplein, handen op de rug, met dansende vlechten, verdiept in haar eigen gedachten. Thuis was onophoudelijk sprake van vertoon van onafhankelijkheid en eigenzinnigheid.” (Breuhl)
En juist die eigenzinnigheid en onafhankelijkheid kan zo goed worden gekoppeld aan de teksten die Arendt later meer specifiek over onderwijs schreef zoals in ’the crisis in education’. En zoals dit verhaal over Arendt een ingang kan zijn om het moeilijke maar interessante ’the life of the mind te lezen’, kan vanuit ’the life of the mind’ op een theoretische manier veel inzicht worden verworven over denken, willen en oordelen en hoe dit zich laat vormen door verhalen.
Talloze andere invalshoeken uit te proberen is aan de lezer zelf!
Pingback: Hannah Arendt – Between past and future | onderwijs filosofie