Wat moet het onderwijs met het vluchtelingenvraagstuk? Er aandacht aan besteden in de les natuurlijk, net zoals elk relevant maatschappelijk gebeuren. Maar je kan ook verder gaan zoals onlangs door de onderwijsraad hier in Nederland werd bepleit: dit ging namelijk om het vergroten van de toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs zelf voor vluchtelingen (waarbij de gemeente meer regie naar zich toe moet trekken), het investeren in deskundigheid en onderwijsmaterialen, en onderwijs een hogere prioriteit geven in het asielbeleid. Daar doorheen spreekt expliciet de boodschap van integreren, een toegang bieden aan deze buitenstaanders in ‘ons’ onderwijs, en vluchtelingen met veel expertise tegemoet treden om ze ‘een betere kans te geven’ in relatie tot de arbeidsmarkt (ten opzichte van ‘burgers’). Efficiëntie, organisatie, kwaliteit en participatie zijn de belangrijke thema’s uit het advies. Maar, ehhh, zou dit ook zijn waar de zogenaamde ‘vluchtelingen’ op zitten te wachten? Wordt hier niet een wel heel klassiek en naief standpunt ingenomen?
Een alternatieve en minder naief standpunt zou kunnen zijn om migranten en azielzoekers zelf een universiteit te laten ontplooien, of dat in ieder geval hulp geboden wordt aan dit soort groepen om zelf kennisplatformen te beheren en uit te bouwen. Dit laatste geeft een heel andere waardering richting de migrerende (verplicht asielzoekende) mensen die hier in Nederland belanden. De ‘Silent University’ maakt duidelijk dat deze mensen niet enkel ongeschoolde of onderwijs behoevende mensen zijn, maar juist ook mensen die divers, maatschappelijk betrokken en relevant onderwijs kunnen geven. Die op een slimme manier ingebed in onze maatschappij misschien zelf de niet-migranten en niet-asielzoekers kunnen opleiden omtrent specifieke thema’s. Het zou een manier kunnen zijn om onderwijs op een hele andere manier betekenisvol te laten zijn voor vluchtelingen, iets wat de ‘Silent University’ in de praktijk probeert te brengen. Het betreft een universiteit in de vorm van een autonoom platform voor academici die hun kennis niet kunnen delen vanwege hun verblijfsstatus, of vanwege niet geaccepteerde kwalificaties, of vanwege andere redenen. Het is daarmee een solidair verband van vluchtelingen, azielzoekers en migranten – die als sprekers, docenten, consultants en onderzoekers werkzaam zijn binnen deze nieuwe universiteit. Zie voor een korte beschrijving ook hun website of het goede interview wat al in 2014 verscheen in Metropolis M. Het is opgericht door Ahmet Ögüt (ook bijdrager aan Hacking Habitat en Strijd: Art, Activism and the University) ontstaan uit een samenwerking met het Tate Modern. Het initiatief wordt in deze eerste omvattende publicatie toegelicht en het wordt binnen een context van radicale pedagogie en geëngageerde kunstpraktijken geplaatst. Dat laatste daar zorgen Malzacher (met een voorkeur voor politiek theater) en Tan (met een voorkeur voor geschiedenis van kritische (kunst)praktijken en onderzoek, onlangs nog in Nederland bij BAK) met name voor, maar ook natuurlijk een aantal van de leden van de universiteit zelf. Alle bijdragen zijn van hoge kwaliteit en een plezier om te lezen. Problemen van deze universiteit worden besproken, de wensen ook, realistische obstakels worden duidelijk, en wat het concreet oplevert lees je in persoonlijke anekdotes.
De oprichter pleit in het boek tegen een algemeen beleid, advies of visie op onderwijs en het vluchtelingenvraagstuk. Er is volgens hem behoefte aan oplossingen op kleine schaal, samenwerking met lokale gemeenschappen. Scholen moeten leergemeenschappen zijn die onderdeel worden van de sociale uitwisseling, onderdeel van het sociale weefsel van bibliotheken, musea, wetenschappelijke instituten, publieke ruimten. Je moet dan even vanaf niets opnieuw beginnen na te denken en de mogelijkheden gaan onderzoeken. Juist het niet helemaal gedefinieerde (het is deel van een museum maar toch ook niet, het is van de migranten maar ook wel deels geïnstitutionaliseerd, het is een universiteit maar niet in normale zin van het woord) wordt in dit initiatief benut. Met name Chantal Mouffe maakt duidelijk wat het belang is van een dergelijke strategie die deels wortelt in sociale bewegingen, deels in kunstpraktijken, maar ook deels in de reguliere cultuur en politiek. Dit maakt namelijk dat het (en dat pakt heus niet altijd helemaal goed uit) kan profiteren van zowél het staan aangeschreven als een echte universiteit als dat het flexibeler en vrijer kan omgaan met institutionele zaken, en dat het zowel kan gebruikmaken van werkelijk kritische en subversieve praktijken zonder dat het denkt helemaal afstand te kunnen doen van de reguliere instituten en machten. Het moet niet proberen overal buiten te blijven en zich af te sluiten vanuit een soort autonoom perspectief, maar de mogelijkheden onderzoeken van tussenvormen binnen de huidige maatschappelijke structuren.
Helaas heeft dit initiatief in Nederland (nóg, zo denk ik te mogen concluderen) geen voeten aan de grond gekregen. In Londen, Stockholm en Hamburg, Müllheim, Amman en Athene heeft men er nu kennis mee kunnen maken. De verschillende achtergronden zorgen voor belangrijke, persoonsgedreven onderwerpen die worden gedoceerd, resulterend in specifieke taalcursussen en discussies over vraagstukken die te maken hebben met migratie, grenzen en het vluchtelingenproblematiek. Denk aan ‘The History of Kurdish Literature‘, ‘How to set up your own business‘, ‘Ten types of Arabic calligraphy‘ en ‘What children (in migrant families) need for their psychosocial development‘. Fahima Alnablsi, Salah Zatar en Abimbola Odugbesan laten in een interview doorschemeren op welke manier ze betrokken zijn en hoe hun persoonlijke ervaringen hun inbreng in de Silent University gevormd heeft. Daaruit spreekt een hedendaagse toepassing van de denkbeelden van Freire, van de Zapatistas, van Gayatri Spivak, en ook Althusser die worden gebruikt om het werk aan de Silent University te verduidelijken. María do Mar Castro Varela schrijft hier een stuk over wat ik iedereen kan aanraden. Dit gaat over de didactiek, maar ook over de organisatie van het onderwijs als geheel; kortom de specifieke aanpak waarvoor is gekozen.
Door met name Tan wordt dit overtuigend uitgewerkt als een transversale aanpak die ook in de ondertitel van dit boek wordt genoemd. Transversaal is een aanpak die zowel een verticale (hiërarchische) verhoudingen als een horizontaal model (secties, groepen) doorbreekt. Het probeert diagonaal door dit soort indelingen heen te werken. Het is vooral in de filosofie doorgedrongen door het werk van Guattari, die schreef: ‘Transversality is a dimension that strives to overcome two impasses… [and] tends to be realized when maximum communication is brought about between different levels and above all in terms of different directions.‘. Henk Oosterling heeft dit werk van Guattari al een tijd terug in het Nederlands beschreven en gekoppeld aan subjectiviteit en experimentele praktijken. Tan past het echter heel specifiek op de Silent University toe:
A transversal methodology ensures a trans-local borderless form of knowledge prodcution that rhizomatically reaches beyond topics of architecture and design such as citizenship, militant pedagogy, institutionalism, borders, war, displacement, documents/documenting, urban segregation, commons, and others. This transversal practice is often ascribed tot Felix Guattari, who describes it in an interview (The Guattari Reader, 1996) as: ‘… neither institutional therapy, nor institutional pedagogy, nor of the strugle for social emancipation, but, which invoked an analytic mehtod that could transverse these multiple fields (from which came the theme transversality).’
Volgend op deze transversaliteit komt Tan tot een ‘affectieve pedagogie’ zoals ook Anna Hickey-Moody dat deed. Het is een vorm van onderzoeken die wel is gebruikt in de kunst (een vorm van ‘artistic research’). Terecht laat ze het aansluiten bij wat Raunig ‘instituent practices’ noemt. Het is tevens een activistische pedagogie zoals Spivak dat noemt in haar boek ‘Outside in the teaching machine‘. Het is het ‘hoe’ van de principes en eisen die in de afbeelding hiernaast staan en die midden in het boek zijn opgenomen als uitgangspunten van de Silent University.
Is dit dan helemaal nieuw? Zijn er nooit eerder dit soort transversale initiatieven ontplooid? Het lijkt inderdaad behoorlijk nieuw en hedendaags qua vorm en in het boek komt eigenlijk alleen l’Université des Ignorant in Linz naar voren als een vergelijkbare aanpak omtrent onderwijs in het kader van migratie en vluchtelingen. Wel wordt daarin misschien geraakt aan een aloude en onmiskenbare brug die onderwijs kan spelen – juist ook voor mensen die migreren en op nieuwe plekken hun bestaan moeten zien op te bouwen – die een zekere algemene geldigheid kent. In een sterk stuk door de oprichter van deze groep, Rubia Salgado, worden namelijk in een opsomming gebaseerd op Brainard herinneringen gedeeld. Onderwijs lijkt hiermee te worden neergezet als het overdragen, en in de gemeenschap bewaren, van specifieke herinneringen. Zijn er niet inderdaad talloze herinneringen die we op die manier zouden moeten koesteren? En kan niet juist de Silent University bepaalde herinneringen een platform bieden, opdat die niet verloren gaan of in de verdrukking komen?
I remember myself always asking: What counts as knowledge? When? Where? Why?
I remember the production of knowledge challenging ruling structures.
I remember the limits of my Western knowledge.
I remember the denial of knowledge through violent processes.
…
Pingback: Jacob Lindgren (ed.) – Extra-curricular | onderwijs filosofie